Jaar 2006-2007 Cyclus C
Bezinning bij / surfen naar:

“Ik, Johannes, zag een nieuwe hemel en een nieuwe aarde. En ik zag het nieuwe Jeruzalem. En Hij die op de troon is gezeten, sprak: Zie Ik maak alles nieuw.”

Zusters en broeders, vier keer komt het woord ‘nieuw’ voor in de eerste lezing. Het evangelie sluit daar direct bij aan, want daarin zegt Jezus: “Een nieuw gebod geef ik u.” Hij zegt die woorden op de avond voor zijn lijden en dood. Samen met zijn apostelen heeft Hij het laatste avondmaal gevierd, Judas is vertrokken en Hij houdt zijn afscheidsrede. Daarvan hoorden we het begin. Hij weet wat Hem te wachten staat. Zijn woorden hebben dus de waarde van een testament. Elk woord telt, elk woord moet blijven hangen. Jezus vat in die rede zijn hele Boodschap samen, en Hij begint met de belangrijkste woorden uit die Boodschap: ‘Gij moet elkaar liefhebben’, en Hij noemt dat een nieuw gebod. Nochtans lijkt het niet nieuw, want je kunt dezelfde woorden al lezen in het Oude Testament. En toch zijn ze nieuw, want Jezus voegt eraan toe: ‘Zoals Ik u heb liefgehad, zo moet ook gij elkaar liefhebben.” Jezus is dus de norm. De apostelen hoeven zich niet af te vragen wat Hij onder liefde verstaat en hoe ze moeten liefhebben, en ook wij hoeven dat niet te doen. Naar Jezus kijken, Hem navolgen, spreken zoals Hij en doen zoals Hij: dat is elkaar liefhebben.

We weten hoe Jezus sprak en hoe Hij leefde. Hij sprak woorden van vrede, van bekering, van geloof, van liefde. Hij zei dat Hij gekomen was om aan armen de Blijde Boodschap te brengen, om mensen die in zichzelf opgesloten zaten te bevrijden, om verdrukten te steunen, om een genadejaar van de Heer af te kondigen. En die woorden zette Hij om in daden. Aan de blinde vroeg Hij: “Wat kan ik voor u doen?” De overspelige vrouw redde Hij van de dood en Hij weigerde haar te veroordelen. Hij genas zieken, Hij raakte melaatsen aan, want ook zij waren kinderen van God. Hij weigerde mensen uit te stoten of af te wijzen, dus genas Hij ook de knecht van de Romeinse honderdman, van de vijand dus. ‘Niets vijand’, zei Hij, ‘want ook die Romein is een kind van God.’ Liefde en vrede, dat is wat Hij voorstaat, wat Hij ís. Hij heeft het maar met één soort mensen moeilijk: met schriftgeleerden en farizeeën en met mensen die de wet boven de mens stellen, mensen die zo bezeten zijn door de honderden geboden en verboden van de wet dat ze vergeten mens te zijn en hun naasten als broeders en zusters te zien. ‘Hou daarmee op’, zegt Hij. ‘Er is maar één gebod: Bemin God bovenal en uw naaste als uzelf.’ En vandaag legt Hij dat nader uit: ‘Hou van elkaar zoals Ik van u houd.’

Zusters en broeders, het zijn oude woorden, we kennen ze door en door en dus glijden ze misschien een beetje van ons af. Dat is precies wat niet mag gebeuren, want ze zijn de kern van ons geloof en van ons leven. En als er één periode in het jaar is waarin die oude, vertrouwde woorden telkens weer nieuw kunnen klinken, dan is het wel de meimaand, de maand waarin het nieuwe leven overal stuwt en groeit en bloeit. Over die maand publiceerde de Nederlandse dichter Herman Gorter in 1889 zijn verhalend gedicht Mei, en het eerste, beroemde vers daarvan luidt: “Een nieuwe lente en een nieuw geluid.” Ook hier dus twee keer het woord ‘nieuw’ in één enkel vers. Het gaat verder als volgt: “Ik wil dat dit lied klinkt als het gefluit // Dat ik vaak hoorde voor een zomernacht // In een oud stadje, langs de watergracht.” En bij dat ‘gefluit’ denk ik aan de merel die mij en mij vrouw elke morgen op een aandoenlijk vroeg uur wakker fluit. Het is een jonge merel, want hij kent nog niet zoveel akkoorden, hij zoekt nog naar variatie in zijn melodieën en hij schakelt nog niet op de juiste momenten over naar het volgende deuntje. Maar toch draagt hij het hart op de juiste plaats, want hij heeft in deze ook voor merels moeilijke tijden resoluut gekozen voor nieuw leven in een nieuwe mei.

Nieuw leven … Niet voor niets is mei de Mariamaand. Als moeder van God staat Maria immers symbool voor het nieuwe leven en de gevende liefde die voor zulk nieuw leven nodig is. We zeggen van Jezus dat Hij zijn liefde gaf tot het uiterste toe, maar dat kunnen we ook van haar zeggen. Toen officieel Jeruzalem zich op Hem wreekte, toen zijn vrienden op de vlucht geslagen waren, toen stond zij aan zijn kruis. Zij werd deel van zijn lijden, en zo was ze niet alleen zijn Moeder, maar werd ze ook onze Moeder. Moeder tot het uiterste toe. Net als haar Zoon brengt ook zij ons hier samen, in deze maand meer dan anders. En dat heeft ze altijd al gedaan: mensen samenbrengen. Ik denk daarbij aan de vredevolle meiavonden uit mijn kindertijd, toen de hele straat aan het wijkkapelletje samenkwam om het rozenhoedje te bidden. Ook burenruzies en oeroude vetes waarvan niemand nog de oorsprong kende, stonden er vredig naast elkaar te bidden, en na het bidden gingen wij, de kinderen, met zijn allen in de wei achter het kapelletje meikevers vangen, want nergens anders vlogen er zoveel rond als precies daar. En de ouderen bleven wat napraten, door de burenruzies en de burenvetes heen. Maria bracht ons samen, en ze blijft dat doen. Zoals Jezus ons samenbrengt en zin en richting geeft aan ons leven.

‘Een nieuwe lente en een nieuw geluid’: dat is de Blijde Boodschap die Jezus ons brengt en die Hij zelf is. De nieuwe lente en het nieuwe geluid van de liefde die Hij heeft voorgeleefd en die Hij is. Een eindeloos variërende, gevende, verdraagzame, geduldige, gelovende, hopende liefde. Zij is de goede weg naar het visioen van de nieuwe hemel en de nieuwe aarde uit de eerste lezing. En zij is ook de goede weg naar de verwezenlijking van de belofte van Hem die op de troon gezeten is: “Zie, ik maak alles nieuw.” Laten we dat visioen en die belofte waarmaken. Laten we even eindeloos en even gevarieerd en even gevend, verdraagzaam, geduldig, gelovend en hopend als Jezus van elkaar en van al onze medemensen houden. Amen.

Intekenen voor de wekelijkse overwegingen

captcha