Jaar 2007-2008 Cyclus A

 

Bezinning bij / surfen naar:


Zusters en broeders,

‘De oogst is groot, maar arbeiders zijn er weinig.’ Zo spreekt Jezus zijn apostelen toe. En daarom zendt Hij hen uit, maar Hij voegt er iets heel merkwaardigs aan toe: ‘Begeef u niet onder de heidenen en ga niet binnen in een stad van de Samaritanen. Gij moet veeleer gaan naar de verloren schapen van het huis van Israël.’ Jezus lijkt dus de niet-joden uit te sluiten van de Blijde Boodschap en van het Koninkrijk der hemelen. Misschien ligt de verklaring in het feit dat Hij wil dat de apostelen klein beginnen. Ze hebben immers nog geen ervaring, ze moeten het ‘vak’ nog leren, en dat doen ze het best door zich voorlopig alleen tot hun eigen geloofsgenoten te richten.

Dat zou inderdaad een verklaring kunnen zijn. Jezus is er immers voor iedereen, dus kan Hij niemand uitsluiten. Dat heeft Hij vóór de zending van zijn apostelen al bewezen door de genezing van de knecht van een Romeinse officier. Hij helpt dus iedereen, ook al gaat het om een vertegenwoordiger van de Romeinse bezetter. Maar dacht Hij er daarom ook aan de Blijde Boodschap ook aan hen te gaan verkondigen? Misschien niet. Misschien zat Hij op dat moment nog vast in de joodse logica van het uitverkoren volk. De logica waarvan we in de eerste lezing een sterk staaltje hoorden. Daarin zou God tegen Mozes gezegd hebben: ‘Als gij, volk van Israël, aan mijn woord gehoorzaamt en mijn verbond onderhoudt, dan zult gij – hoewel de hele aarde Mij toebehoort – van alle volkeren op bijzondere wijze mijn eigendom zijn. Gij zult mijn priesterlijk koninkrijk en mijn heilig volk zijn.’

De mythe dat ze Gods enige uitverkoren volk waren, zat er bij de joden erg diep in. Dat is tot op vandaag bij velen onder hen nog altijd het geval, en het is meteen een van de oorzaken van de ellende in Palestina. Het is dus helemaal niet onmogelijk dat ook Jezus aanvankelijk door die mythe beïnvloed was, maar wat zien we later? Dat Hij met een Samaritaanse vrouw een zeer diepgaand religieus gesprek voert, en dat Hij ook uitdrukkelijk en met succes gaat missioneren in Samaria. En wat lezen we helemaal op het einde van het evangelie volgens Mattheus, het evangelie waaruit ook de lezing van vandaag komt? Dat Jezus zijn leerlingen opnieuw zendt, maar dit keer klinkt zijn opdracht helemaal anders: ‘Ga en maak alle volkeren tot mijn leerlingen, en doop hen in de naam van de Vader en de Zoon en de heilige Geest, en leer hun te onderhouden alles wat Ik u bevolen heb.’

‘Alle volkeren’: dat is dus heel anders dan wat we vandaag hoorden. Maar dat was in het begin van zijn openbaar leven, en blijkbaar is Jezus nadien weggegroeid uit het enge denken van veel van zijn geloofsgenoten. Misschien besefte Hij aanvankelijk nog niet hoe diepgaand zijn zending wel was en hoezeer Hij met God, zijn Vader verbonden was. En voor God zijn alle mensen toch gelijk? Hij is toch de Schepper van alles en allen?

Zusters en broeders, ik denk dat hier een bijzonder belangrijke boodschap wordt meegegeven aan onze Kerk en aan ieder van ons. En die boodschap is dat we niet mogen vastroesten in onze opvattingen, dat we altijd moeten groeien, dat we nooit mogen stilzitten. Jezus zelf is altijd onderweg, eerst alleen in Galilea, later ook in Samaria en Judea. En Hij had oog en oor en hart voor iedereen.

En wat zie ik als ik naar onze Kerk kijk, naar dat wereldwijde instituut? Dat er toch zo weinig beweging lijkt in te zitten, dat ze in haar eigen cirkeltje, rond haar eigen as en in haar eigen logica ronddraait. Ze lijkt helemaal niet bij machte om te gaan met de maatschappelijke, wetenschappelijke en individuele uitdagingen van deze tijd. En we leven toch in deze tijd. Ik heb de indruk dat onze Kerk vermoeid is, en dat ze bijna uitsluitend ‘nee’ zegt. Nee tegen de wetenschap, nee tegen de vrouw, nee tegen de leek, nee tegen de gescheiden en hertrouwde gelovige, nee tegen de homo, nee tegen dit en nee tegen dat. Jezus zei nooit nee. Of toch, jawel: Hij zei nee tegen de farizeeën, omdat ze de wet boven de mens stelden en omdat ze hun geloofsgenoten wilden opzadelen met honderden geboden en nog meer verboden. Maar voor de rest zei Jezus altijd ja: ja tegen de tollenaars en de zondaars, ja tegen de blinde, ja tegen de melaatsen, ja tegen de overspelige vrouw, ja tegen iedereen die in nood verkeerde. Dat moet onze kerk dus doen: niet uitsluiten en wetten stellen, maar ja zeggen, zoals haar door haar Stichter is opgedragen en is voorgeleefd.

En wijzelf? Zitten ook wij niet vastgeroest in oordelen en vooroordelen, en in de verlammende gedachte dat het na ons gedaan zal zijn en dat de laatste maar het licht moet uitdoen? Maar zulke gedachten en zulke houding, zulk vastgeroest denken en handelen, dat is een zonde tegen Jezus en zijn Geest. Want dat is niet meer geloven in God, dat is alleen maar geloven in onze eigen beperktheid en in onze eigen zwakheid. Wij kunnen misschien wel het licht uitdraaien, maar God uitdraaien … Alleen al het idee dat wij, mensen, God zouden kunnen buitensluiten! Wat een hoogmoed!

Weet je wat Jezus’ allerlaatste woorden zijn in het evangelie volgens Mattheus? De woorden die Hij in één adem uitspreekt tezamen met de zending die Hij hun geeft? Hij zei: ‘Ik ben met u, alle dagen, tot aan de voltooiing van deze wereld.’

Zusters en broeders, meer moet dat niet zijn. Voor onze kerk en voor onszelf: Jezus is met ons. Maar we moeten wel door en met Hem en in leven en handelen. En Jezus, dat is geloven en dat is houden van. En ‘geloven’, dat is een werkwoord, en ‘houden van’ is ook een werkwoord. Dat is dus twee keer ‘doen’, niet stilzitten, niet vastroesten, maar doen. Door Hem en met Hem en in Hem. Amen.

Download deze preek in Microsoft Word formaat

Intekenen voor de wekelijkse overwegingen

captcha