Jaar 2007-2008 Cyclus A

 

Bezinning bij / surfen naar:

 

Zusters en broeders,

De lezingen van vandaag sluiten direct aan bij die van vorige week, bij het feest dus van de Doop van de Heer. Toen sprak Jesaja in de eerste lezing over de dienaar van Jahweh, en lazen we in het evangelie dat Jezus zich door Johannes liet dopen, dat Gods Geest over Hem neerdaalde en dat een stem sprak: ‘Dit is mijn Zoon, mijn veelgeliefde, in wie Ik welbehagen heb.’

De lezingen die we nu hoorden, zijn bijna een echo daarvan. Opnieuw spreekt Jesaja over de dienaar van Jahweh. Of hij daarmee naar de Messias verwijst, is helemaal niet zeker, maar toch is het uitermate belangrijk wat hij schrijft. Hij zegt immers dat de dienaar van Jahweh niet alleen gekomen is voor het volk van Israël, maar ook voor de heidenen. Gods heil en zegen, Gods geluk en vrede zullen dus tot de grenzen van de aarde reiken. Alle volkeren zijn volk van God, alle mensenkinderen zijn Gods kinderen en allemaal zijn ze zijn lievelingen.

In het evangelie zegt Johannes de Doper dat Jezus de man is op wie Gods Geest rust. Hij is de Zoon van God. Als je dat hoort, zou je denken: Jezus’ broodje is gebakken, God is met Hem, wat kan er Hem gebeuren? Zijn leven wordt een feest! Dat zou je inderdaad kunnen denken, ware het niet dat Johannes Hem ook het Lam Gods noemt dat de zonden van de wereld wegneemt. Die woorden verwijzen onder meer naar een woord van Jesaja, waarin hij zegt dat de dienaar van Jahweh als een lam naar de slachtbank wordt geleid.

In die woorden van Jesaja en Johannes de Doper worden de krijtlijnen getrokken waarbinnen de Blijde Boodschap werkelijkheid wordt. Jezus, de Zoon van God, is een dienaar. Geen heerser, maar een dienaar. Niet in het pluchen paleis van Herodes en niet in de riante villa van een rijke schrifgeleerde of farizeeër werd Hij geboren, wel in een stal. En toen Hij gedoopt werd, schoof Hij aan tussen tollenaars, zondaars en soldaten die hun leven wilden beteren. Vorige zondag noemde onze federatiepastoor deze dopelingen in zijn homilie heel mooi ‘tweedekansmensen’. Tussen hen schoof Jezus dus aan. Daar was zijn plaats, vond Hij zelf, tussen kleine mensen, met hun goed maar ook met hun kwaad. Voor hen was Hij gekomen, om hun die tweede kans te geven. En ook die derde en die vierde en ga zo maar door, want Hij bleef kansen geven. Maar de Doper noemt Hem ook het Lam Gods dat de zonden van de wereld wegneemt. We weten dat dit letterlijk moet begrepen worden: Hij werd inderdaad als een lam naar de slachtbank van het kruis geleid.

Ik weet het, het zijn allemaal heel oude woorden en heel oude verhalen, maar ze hebben nog niets van hun waarde verloren. Jezus die als een kansarme ter wereld komt, Jezus die tussen tweedekansmensen aanschuift en die niet oordeelt en veroordeelt, Jezus die beeld is van God. Jezus de Christus, en wij die christenen zijn, wij die Hem willen volgen. We weten dat Hij niet te vinden is in rijkdom en in macht, maar in de eenvoud van de randmens. We weten dat Hij niet oordeelt en veroordeelt, maar dat Hij altijd opnieuw kansen geeft en dat zijn aandacht speciaal uitgaat naar tweedekansmensen. We weten dat Hij trouw bleef aan zijn Boodschap, ook als die trouw Hem zijn leven kostte. We weten dat alles, en als christenen willen we zijn woorden en zijn daden tot de onze maken. Macht en rijkdom kunnen dus niet ons einddoel zijn. Oordelen en veroordelen horen niet in ons leven, integendeel, net als Jezus geven we altijd opnieuw kansen aan mensen. Mensen die ons gekwetst of vernederd hebben of die ons onrecht hebben aangedaan. Mensen die in de fout zijn gegaan, mensen die in de gevangenis zitten of erin gezeten hebben, mensen die bedrogen, gestolen, misschien zelfs gedood hebben. Precies tussen hen schoof Jezus aan om gedoopt te worden: tussen zondaars van allerlei slag, tussen tollenaars die anderen schaamteloos uitbuitten, tussen soldaten die plunderden en afpersten. Een heel mooi staal van tweedekansmensen, maar Jezus veroordeelt hen niet, Hij drukt ze aan zijn hart en zegt: Ik geef u nooit op.

Dat vraagt Hij ook aan ons die zijn volgelingen zijn: dat we niet zouden oordelen en veroordelen, en dat we nooit iemand zouden opgeven. Dat is niet altijd gemakkelijk, maar wellicht wordt het minder moeilijk als we eraan denken dat we zelf allemaal tweedekansmensen zijn. Niemand van ons is volmaakt, allen zijn we mensen van vlees en bloed, met ons goed en met ons kwaad. Maar God geeft ons altijd die tweede kans, en ook die derde en die vierde, en ga zo maar door. En je weet wat Jezus zei: ‘Wie zonder zonde is, mag de eerste steen werpen.’ En stenen werpen, nee, dat doen we niet. Zelfs met modder willen we niet gooien, want we zijn christenen, en we proberen Christus te volgen in ons doen en in ons denken. Christus, de dienaar van allen, Christus, het Lam van God, Christus, de Zoon van God. Hij die is onze Weg, onze Waarheid en ons Leven. Amen.

Download deze preek in Microsoft Word formaat

Intekenen voor de wekelijkse overwegingen

captcha