Jaar 2008-2009 Cyclus B

 

 

Bezinning bij / surfen naar:

 

 

Zusters en broeders,

Zo’n kleine 2000 jaar geleden liet Johannes de Doper aan Jezus vragen: ‘Zijt Gij de messias, of moeten we op iemand anders wachten?’ Jezus gaf hun ten antwoord: ‘Ga aan Johannes vertellen wat ge hoort en ziet: Blinden zien weer en kreupelen lopen, melaatsen worden rein en doven horen, doden staan op en aan armen wordt de goede boodschap verkondigd.’

Dat was dus wat Jezus deed: al weldoende rondgaan, liefdevol omgaan met zieken en kansarmen, en aan allen de goede boodschap verkondigen. De boodschap dat God een goede Vader en Moeder is, die elk van zijn kinderen liefheeft. Om die woorden en die daden was Hij zeer geliefd onder het volk van Galilea, maar ook daarbuiten, want de mensen hoorden Hem graag spreken over Gods liefde, en Hij was de hoop en de toevlucht van velen. Dat was niet naar de zin van de machthebbers, de farizeeën en de schriftgeleerden, want wat Hij deed en verkondigde was een aanklacht tegen hun nietsdoen, en tegen hun hardheid en onbarmhartigheid tegenover hen die het moeilijk hadden. Voor hen stond als een paal boven water dat ziekte en armoede een straf waren van God voor een zondig leven. Met koppig doorzettingsvermogen ging Jezus in tegen die opvatting, en Hij ging daarin heel ver. Melaatsen bijvoorbeeld joeg Hij niet weg – wat Hij volgens de wet wél moest doen, want melaatsen moesten afgezonderd worden, uit schrik dat ze anderen zouden besmetten. ‘Ook melaatsen zijn mensen, en geliefde kinderen van God’, zei Hij, dus raakte Hij hen aan, en sommigen genas Hij. En tegen iedereen zei Hij: ‘Jij bent de moeite waard, jij, zoals je bent en wie je bent, want je bent een kind van God, en God houdt van al zijn kinderen.’ Ook die woorden riepen weerstand op bij de machthebbers, want volgens hen hield God alleen van hen die nauwgezet de Wet naleefden. En zoals het zo dikwijls gaat, misbruikten de machthebbers hun macht om hun gelijk te halen en lieten ze Jezus vermoorden. ‘Eindelijk zijn we van die lastpost verlost. Zand erover’, dachten ze, maar dat was niet echt goed bekeken, want 2000 jaar later zijn er zo’n kleine twee miljard mensen die zich in hun doen en denken geïnspireerd weten door de woorden en de daden van Jezus. Ze vinden Hem gewoon de grootste mens die ooit op deze wereld heeft geleefd.

Dat vond zo’n kleine 150 jaar geleden ook een jongeman uit Tremelo, dus vroeg Hij aan Jezus: ‘Goede meester, wat moet ik doen om het eeuwig leven te verwerven?’ En Jezus antwoordde: ‘Gij moet de geboden onderhouden.’ ‘Die onderhoud ik al van in mijn jeugd’, antwoordde de jongeman. Toen keek Jezus hem liefdevol aan en zei: ‘Eén ding ontbreekt u: ga verkopen wat ge hebt en geef het aan de armen, en ge zult een schat hebben in de hemel. Kom dan terug om Mij te volgen.’ De jongeman vond dat het antwoord waarop hij gewacht had, dus liet hij alles en iedereen achter om Jezus te volgen. En Jezus zei tot hem: ‘Er is geen grotere liefde dan uw leven te geven voor uw vrienden.’ ‘Ook als die vrienden melaatsen zijn?’ vroeg de jongeman. ‘Precies dan’, zei Jezus. Dus trok de jongeman, trok pater Damiaan naar Molokai en verzorgde er de melaatsen die daarheen verbannen waren. Want melaatsen moesten afgezonderd worden, uit schrik dat ze anderen zouden besmetten. En wie ze aanraakte, zette zichzelf buiten de gemeenschap. Maar Damiaan kende maar één weg, en dat was die van Jezus. Dus vocht hij tegen vooroordelen en tegen wanhoop, en vertelde hij aan de verstotenen dat ze mensen waren. ‘Jij bent de moeite waard,’, zei hij, ‘jij, zoals je bent en wie je bent, want je bent een kind van God, en God houdt van al zijn kinderen.’ Hij nam het voor hen op in woord en daad, verzorgde hun wonden, bouwde huizen, een school en een kerk, legde wegen aan, en eiste voor allen een menswaardig bestaan. Dat alles maakte hem zeer geliefd onder het volk van Molokai, maar ook ver daarbuiten werd hij bewonderd en gesteund. Dat was niet naar de zin van de machthebbers, want zijn woorden en daden waren een aanklacht tegen hun nietsdoen, en tegen hun hardheid en hun onbarmhartigheid. Want voor hen stond als een paal boven water dat melaatsheid een straf was van God voor een zondig leven. Met koppig doorzettingsvermogen ging Damiaan in tegen die opvatting, en of de machthebbers nu minister, bisschop of zijn eigen oversten waren, had voor hem geen belang. Het enige wat telde, was dat de melaatsen als mensen behandeld werden, en als geliefde kinderen van God, en geen enkele menselijke wet mocht dat verhinderen. En zoals het zo dikwijls gaat, misbruikten sommige machthebbers hun macht om Damiaan te boycotten en zelfs verdacht te maken. En toen hij stierf, slaakten ze een zucht van opluchting, en ze dachten: ‘Eindelijk zijn we van die lastpost verlost. Zand erover.’ Maar dat was niet echt goed bekeken, want Damiaan was en bleef voor velen de grootste Belg en de grootste Hawaïaan uit de geschiedenis.

Zusters en broeders, jarenlang is er veel te doen geweest om het tweede wonder dat nodig was om pater Damiaan heilig te kunnen verklaren. Eerlijk gezegd, ik heb dat nooit goed begrepen. Dat wonder was immers al lang een feit. Het wonder namelijk dat dankzij pater Damiaan melaatsen voor het eerst in de mensengeschiedenis als mensen werden behandeld, dat er koortsachtig gezocht werd naar geneesmiddelen om hen te helpen, dat ze niet langer naar een verdomhoek werden verbannen, dat er na hem duizenden mensen zijn geweest die het opnamen voor hen, dat er overal ter wereld ‘Damiaanacties’ in het leven werden geroepen die tot op vandaag in het spoor van die koppige volgeling van Jezus werken. Eeuwenlang werden melaatsen verbannen, beschimpt, met stenen bekogeld, vermoord. Dankzij Damiaan zijn ze nu mens onder de mensen, en zijn ze nooit meer alleen. Het werk van één man, het wonder van het geloof, van het doorzettingsvermogen in Jezus’ naam en naar zijn voorbeeld. Het wonder dat zich elke dag opnieuw voltrekt, en dat zich zal blijven voltrekken, zolang er melaatsen zijn.

Zusters en broeders, pater Damiaan is voor ons een groot voorbeeld, niet alleen als christen, maar ook als mens. Een voorbeeld van geloof in God maar ook in de mens. Een voorbeeld van doorzettingsvermogen, van nooit opgeven, van altijd zoeken naar licht, hoe donker de tunnel ook is. Een voorbeeld van hoop die sterker is dan de diepste wanhoop. Een voorbeeld van inzet voor anderen. Onverkort is het woord van Jezus op hem van toepassing: ‘Blinden zien weer en kreupelen lopen, melaatsen worden rein en doven horen, doden staan op en aan armen wordt de goede boodschap verkondigd.’ Om dat alles kunnen en mogen we voortaan bidden: Heilige Damiaan, wees ons nabij en sterk ons. Amen.

 

Download deze preek in Microsoft Word formaat

 

Intekenen voor de wekelijkse overwegingen

captcha