Jaar 2009-2010 Cyclus C

Bezinning bij / surfen naar:

  • Galaten 3, 26-29
  • Lucas 9, 18-24

    ‘Wie zeggen de mensen dat ik ben?’

     Zusters en broeders, de vraag die Jezus aan zijn apostelen stelt, is een vraag die ook wijzelf stellen. We willen graag het antwoord op die vraag kennen, want we willen absoluut weten hoe en wat andere mensen over ons denken. Vinden ze ons sympathiek of niet? Vinden ze ons bemoeiziek en druk, of zien ze ons als iemand die altijd alles beter weet? Vinden ze ons nederig of juist niet? Zijn we volgens hen gastvrij en vrijgevig, of integendeel asociaal en gierig? Het antwoord op deze en nog veel andere vragen beïnvloedt wellicht zelfs ons gedrag, want als het beeld te negatief is, is de kans groot dat we zullen bijsturen. Want zeg nu zelf: wie wil er als een moeilijke, brutale, asociale, gierige en oneerlijke mens overkomen? Niemand wil dat.

    Is Jezus, net als wij, dus op zoek naar het antwoord op de vraag hoe en wat de mensen over Hem denken? Nee, dat is Hij niet. Wel wil Hij erachter komen of de mensen door hebben wie Hij is. Hij trekt nu al een hele tijd door het land, geeft onderricht, vertelt parabels, gaat in discussie met schriftgeleerden en farizeeërs. Hij verricht wonderen en heeft een vaste groep leerlingen die Hem vergezellen en helpen. Zelf is Hij zich bewust dat Hij Gods uitverkorene is, maar of de mensen dat ook weten? Dat wil Hij uit de mond van zijn apostelen vernemen. En nee, de mensen hebben het niet door, want voor de een is Jezus de herbelichaming van Johannes de Doper, voor de ander die van Elia of een andere profeet uit het Oude Testament. En zijn apostelen, hebben zij het door? Afgaand op het antwoord van Petrus wél. ‘Gij zijt de Gezalfde van God’, met andere woorden: ‘Gij zijt de Messias.’

    En nu vraag je je misschien af: ‘Waarom verbiedt Hij hun in godsnaam zo nadrukkelijk dat aan iemand te zeggen?’ Het antwoord op die vraag ligt in het beeld dat de joden over de Messias hebben: Hij zal een vorst zijn die de Romeinse bezetter zal verjagen en die met geweld het koninkrijk van David zal herstellen. Hij zal dus een wereldlijke heerser zijn, en zijn Messiasschap zal op macht en geweld steunen. En dat zijn precies de dingen die Jezus absoluut niet wil. Maar Hij weet dat ook zijn apostelen dat foute beeld koesteren, en daarom stuurt Hij het ogenblikkelijk bij. Daarom noemt Hij zichzelf moedwillig niet de Messias, maar wél de Mensenzoon, en bij de profeet Daniël staat die Mensenzoon voor een zachtaardige koning, die een einde zal maken aan onrecht en geweld. Maar Jezus gaat nog veel verder: om helemaal te duidelijk te maken dat Hij geen gewelddadige heerser is die alle macht naar zich zal toetrekken, voorspelt Hij hun zijn lijden en dood, maar ook zijn verrijzenis. Zijn Messiasschap heeft dus niets met een triomftocht te maken, integendeel, zijn tegenstanders zullen Hem ter dood brengen.

    Keren we nog even terug naar zijn vraag aan zijn apostelen: ‘Maar gij, wie zegt gij dat Ik ben?’ Die vraag stellen ook wijzelf aan mensen die ons zeer nabij zijn: aan onze man of vrouw, aan onze kinderen, misschien ook aan andere naaste familieleden en vrienden. Niet hoe ze over ons denken, maar wel wie we zijn voor hen. ‘Wat beteken ik voor jou, wat beteken ik in je leven? Ben ik een goede of een slechte vriend, een goede of een minder goede man, vrouw, vader of moeder?’ Dat is niet zomaar een vraag die we tussendoor eens even stellen en willen beantwoord zien, nee, dat is een vraag die een keuze insluit, namelijk: ‘Ik wil echt je man, je vrouw, je vader je  moeder, je vriend zijn. Ik wil echt alles voor je zijn, en ook het beste van mezelf geven om ‘alles’ te kunnen zijn, in goede én in slechte dagen.’

    Diezelfde vraag stelt Jezus ook aan ons: ‘Wie ben Ik voor jou en wat beteken Ik voor jou? Ben je echt bereid Me te volgen? Ben je echt bereid mijn weg te gaan, mijn weg van liefde, vrede en gerechtigheid? Ook wanneer het niet gemakkelijk is? Ook wanneer de tegenkanting groot is? Ook wanneer er pijn en lijden mee gepaard gaat? Wil je dan nog mijn weg volgen? In goede en in kwade dagen?’

    Zusters en broeders, in de eerste (tweede) lezing schrijft Paulus heel mooie dingen. ‘Door de doop zijn we allen, met Christus verenigd’, zegt hij. ‘Er is dus geen sprake meer van jood of heiden, slaaf of vrije man, man of vrouw, want allen vormen we in Jezus één en dezelfde persoon.’ Dat is heel mooi gezegd en het is ook heel juist: Jezus heft de tegenstellingen op. Voor ieder van ons wil Hij alles zijn. Hij wijst ons een veilige weg naar God en naar elkaar. En weet je wat ik daar dan weer zo mooi aan vindt? Dat Hij het leven de moeite waard maakt om geleefd te worden. Met uitzicht op liefde en vrede, in goede en in kwade dagen. Nu, tot in de eeuwigheid. Amen. 

Download deze preek in Microsoft Word formaat

Intekenen voor de wekelijkse overwegingen

captcha