Jaar 2011-2012 Cyclus B

Bezinning bij / surfen naar:

  • Jesaja 60, 1- 6
  • Mattheus 2, 1-12

     

    Zusters en broeders,

    Al een hele tijd waren ze onderweg, de Wijzen uit het oosten, en toen ze in Marseille aan land gingen, ruilden ze hun kamelen in tegen enkele tweedehandsmotoren. Zo tuften ze verder, richting Vlaanderen, want hun ster wees naar het noorden. Toen ze in Brugge aankwamen, vroegen ze waar ze de pasgeboren koning van de joden konden vinden, maar de mensen keken hen aan met een bedenkelijke blik, of ze tikten met hun wijsvinger tegen hun voorhoofd en gingen hoofdschuddend verder. Uiteindelijk stuurde een oude pastoor hen naar de bisschop. Als die het niet wist, wist niemand het. Maar in het bisschoppelijk paleis hadden ze echt geen tijd voor spelletjes, want ze waren nog volop bezig het puin van de vorige bisschop te ruimen. Dus stuurden ze hen naar Gent. Maar ook daar vingen de Wijzen bot, want daar hadden ze hun handen vol met het reorganiseren van de dekenaten en de parochies. Vandaar ging het naar Antwerpen, maar daar ging alle aandacht dan weer naar het ‘Jubileum van 50 jaar bisdom Antwerpen’. ‘Probeer het eens in Mechelen,’ zeiden ze, ‘de aartsbisschop zal het zeker weten.’ Maar in Mechelen hadden ze zo hun twijfels. De voorbije twee jaar had de aartsbisschop zowat alle dekenaten en de federaties bezocht, maar nergens had hij iets gehoord over de pasgeboren koning van de joden. Dus kon hij de Wijzen niet helpen, en bovendien, hij moest weer aan het werk, want het volgende dekenaat wachtte al vol ongeduld op zijn bezoek. En daar stonden ze dan, de Wijzen, met hun blijkbaar niet te vinden koning.

    Zusters en broeders, ik weet het, dit is een lichtelijk absurd verhaal, maar eigenlijk is het niets anders dan de hedendaagse vertaling van het aloude verhaal uit het evangelie. De Wijzen doen navraag in Jeruzalem, maar ze vangen bot, want Herodes, de hogepriesters en schriftgeleerden hebben geen tijd. Ze moeten immers dringend hun eigen zaken regelen. Herodes de staatszaken, de hogepriesters en schriftgeleerden de religieuze zaken. Die waren heel wat belangrijker dan die pasgeboren koning van de joden. Ze hadden trouwens helemaal geen nood aan een leidsman die een herder zou zijn voor het Godsvolk. Hij zou toch maar een pottenkijker zijn, terwijl zijzelf best wisten wat hier op aarde goed was voor God.

    De vraag is of dat vandaag anders is, of God ook vandaag niet de pottenkijker is die we echt wel kunnen missen. In parochies, dekenaten, bisdommen wordt er aan de lopende band en in besloten kring van ’s morgens tot ’s avonds gepalaverd, en er worden antwoorden gezocht en gevonden om de parochie weer op poten te krijgen, om kerken te ontwijden, om catechesegroepen uit de grond te stampen, om gemaakte schade toe te dekken of te herstellen, om dit en om dat, en allemaal in naam van God. Ook wijzelf, volgzame gelovigen die we zijn, wij regelen onze zaken het liefst op onze eigen manier. God mag misschien nu en dan wel een toeschouwer zijn, maar veel verder dan dat laten we Hem wellicht niet binnen in ons leven.

    De vraag is maar of we daarmee als Kerk en als gelovige goed bezig zijn. In het laatste nummer van Kerk & leven van vorig jaar las ik een interview met Manu van Hecke, de abt van de Sint-Sixtusabdij in Westvleteren. Hij zei onder meer: ‘Voor ons en voor de hele Kerk komt het eropaan open te staan voor God en naar Hem te luisteren, en niet altijd zelf antwoorden te verzinnen.’

    Openstaan, luisteren, niet altijd zelf antwoorden verzinnen: ik denk dat abt Van Hecke hier pijnlijk nauwkeurig verwoordt waar wij en onze Kerk wel eens durven in de fout gaan. Ik denk dat we met zijn allen te weinig luisteren naar wat God ons te zeggen heeft, en dat we niet of weinig openstaan voor wat Jezus ons voorleeft. De vraag is niet of wij de juiste antwoorden weten te verzinnen op alles wat onszelf en onze Kerk op het hart ligt, maar wél of Jezus herkenbaar is doorheen wat wij en onze Kerk doen. En herkenbaar is Hij alleen wanneer we niet vergeten dat Hij al weldoende rondging, dat Hij oog en oor had voor armen, zieken, gehandicapten, melaatsen, zondaars en tollenaars, dat Hij er was voor mensen in nood, zonder te oordelen en nog minder te veroordelen. Alleen als díé Jezus herkenbaar is in onze Kerk en in onszelf, alleen dan zullen we ophouden met zelf antwoorden te verzinnen. En alleen dan kunnen en mogen we dit feest van de Openbaring in eer en geweten vieren, en zal het licht van de Heer over ons schijnen. Amen.

     

Download deze preek in Microsoft Word formaat

Intekenen voor de wekelijkse overwegingen

captcha