Jaar 2012-2013 Cyclus C

‘Hoelang moet ik nog roepen, Heer, terwijl Gij maar niet luistert? Hoelang moet ik de hemel nog geweld aandoen, terwijl Gij maar geen uitkomst brengt? Waarom laat Gij mij onrecht lijden en ziet Gij die ellende niet aan? Waarom moet ik lijden te midden van geweld en verdrukking, en waarom rijst er twist en moet men lijden onder tweedracht?’

Zusters en broeders, dat was de profeet Habakuk in de eerste lezing. Veel heeft hij niet geschreven. Zijn bijdrage aan het Oude testament bedraagt nauwelijks vier en een halve bladzijde, en het is vandaag de enige zondag dat een klein fragmentje van die bladzijden in de viering wordt gebruikt.  Vergeleken met bijvoorbeeld Jesaja en Jeremia is Habakuk dus echt een kleine profeet. Zijn paar bladzijden kunnen niet op tegen de meer dan honderd bladzijden van die grote profeten. En toch werden er in de loop van de geschiedenis opvallende beelden van hem gemaakt. Vooral het marmeren beeld dat Donatello in 1425 in Firenze van hem maakte, is indrukwekkend: de verontwaardigde, brandende ogen,  de afkerige en  beschuldigende blik grijpen als het ware naar de keel. Maar waarom zo’n beeld van een quasi onbekende kleine profeet? Het antwoord ligt wellicht in de klachtwoorden die we zo juist hoorden. Ze dateren van zo’n zeshonderd vijfentwintig jaar voor Christus, ze zijn dus meer dan tweeduizend zeshonderd jaar oud, maar je denkt: ze zijn van gisteren. Nee, ze zijn van vandaag. En ze zijn niet van die onbekende profeet, maar van ons. Het zijn onze woorden, onze klachten, onze ontgoochelingen. Zo werd het wellicht ook aangevoeld in de tijd van Donatello: wat Habakuk zegt, dat zijn onze woorden, en zijn ontgoocheling, dat is onze ontgoocheling. Die Habakuk, dat zijn wijzelf. 

En inderdaad,  zulke kreten van wanhoop kunnen uit elke mond en uit alle tijden komen. ‘Waarom, Heer, wilt Gij niet luisteren? Waarom maakt Gij geen einde aan de ellende van elke dag? Waarom moeten vrouwen vernederd en verminkt worden omdat ze vrouw zijn? Waarom moeten kinderen sterven? Waarom moet er rassenoorlog zijn in Afrika? Waarom misbruiken moslims hun godsdienst om elkaar en andere mensen op verschrikkelijke wijze uit te moorden? Waarom is er haat, nijd, achterdocht, wantrouwen onder de mensen? Waarom is er geen vrede? Waarom is er zoveel lijden? En hoelang gaat al die ellende nog duren?’ En we weten: we kunnen blijven doorgaan met zulke vragen. Waarom dit en hoelang dat. Hoe dikwijls hebben we mensen al horen zeggen: ‘Ik ga niet meer naar de kerk, ik geloof niet meer, want ik heb al veel te veel meegemaakt.’ Is het misschien daarom dat onze kerken zo leeg lopen? Omdat mensen niet meer kunnen geloven? Omdat er zoveel waarom en hoelang-vragen zijn waarop de Heer geen antwoord geeft? 

Maar geeft de Heer effectief geen antwoord? Als we in de eerste lezing goed geluisterd hebben, dan hebben we gehoord dat Hij wél antwoordt. Hij zegt: ‘Bezwijken zal hij die in zijn hart niet deugt. De rechtvaardige echter blijft leven door zijn trouw.’ En dat is een hoopgevend antwoord. Hoe vreselijk het onrecht, hoe hard de onvrede, hoe sterk het kwaad: het zal altijd verliezen. Het recht zal het altijd halen op het onrecht, op de wreedheid, op de waanzin. En dat zijn geen woorden, maar feiten. Midden vorige eeuw heeft wreedheid miljoenen mensenlevens gekost, en toch heeft die wreedheid het moeten afleggen tegen recht en begrip, en tegen mee voelen en mee redden. Vandaag zien we de groeiende kloof tussen rijk en arm, we zien miljoenen mensen die nauwelijks kunnen overleven, we zien het mensonwaardige terrorisme waartoe de islam zoveel zogenaamde gelovigen leidt, we zien zoveel pijn en lijden. Maar we zien ook zoeken naar vrede, vreugde, inzet voor elkaar, afkeer van geweld. En misschien kunnen we best net hetzelfde vragen als de apostelen: ‘Heer, geef ons meer geloof’, vroegen ze. En de Heer antwoordt: ‘Als je een even sterk geloof had als een mosterdzaadje, dan zou een moerbeiboom zich op jouw bevel in de zee gaan planten.’ Dan zou het onmogelijke dus mogelijk worden, en zou de vrede het halen van de onvrede 

Zusters en broeders, laten we dat proberen: een sterk geloof hebben. Zoals Jezus een sterk geloof had. Zoals de apostelen een sterk hadden. En geloof vol vertrouwen, vol vrede, vol vreugde. Amen.

Intekenen voor de wekelijkse overwegingen

captcha