Jaar 2022-2023 Cyclus A
  • Eerste lezingExodus 22, 20-26
  • EvangelieMattheus 22, 34-40

‘Gij moet een vreemdeling niet slecht behandelen en hem het leven niet moeilijk maken, want gij hebt zelf als vreemdeling in Egypte gewoond.’

Zusters en broeders, die nadruk op de vreemdeling lijkt ons misschien ver van ons bed, maar dan vergissen we ons. Want wat deden veel van onze ouders en grootouders bij het begin van de eerste en de tweede Wereldoorlog? Ze sloegen op de vlucht naar Nederland, Frankrijk of Engeland, en ze werden daar goed ontvangen, hoewel ze vreemdelingen waren. Zo’n houding schrijft God dus voor in de eerste lezing. ‘Behandel een vreemdeling niet slecht, want je bent zelf een vreemdeling geweest’, zegt Hij. En misschien denk je nu: Wij zijn toch niet op de vlucht geslagen, en wij zijn toch geen vreemdelingen in ons eigen land? Maar opnieuw vergissen we ons. Want wat doen of deden velen onder ons in de zomer? We trekken of trokken op vakantie naar den vreemde in Europa, Afrika, Azië, Amerika. En wat zijn of waren we daar? Vreemdelingen. En wat wilden we? Goed behandeld worden, vreemdeling of geen vreemdeling. Het is dus normaal dat God ons en alle mensen vraagt om goed te zijn voor vreemdelingen. Je weet wat Jezus in dat verband zegt: ‘Behandel anderen zoals gij wilt dat ze u behandelen.’ Het is in die zin dat God het ook uitdrukkelijk opneemt voor weduwen, wezen en armen. Niemand mag hen iets aandoen, integendeel, ze moeten geholpen worden. Want God kent maar één wet, en dat is liefde. Hijzelf is immers liefde, en Hij wil dat alle mensen die liefde uitstralen.

Dat komt ook heel sterk tot uiting in het evangelie. Een wetgeleerde vraagt aan Jezus wat het voornaamste gebod is, en hij hoopt dat Jezus zich in de problemen zal praten. De wet telt immers niet minder dan 248 geboden en 365 verboden. In totaal dus 613 wetten die moeten nageleefd worden. Maar Jezus herleidt die hele santeboetiek tot ‘Gij zult de Heer uw God beminnen met geheel uw hart, geheel uw ziel en geheel uw verstand. Dat is het voornaamste en eerste gebod. En het tweede is daaraan gelijkwaardig: Gij zult uw naaste beminnen als uzelf.’ En daarop kan de wetgeleerde niet negatief reageren. Doet hij dat wel, dan brengt hij zichzelf in de problemen. Want Jezus zegt ook: ‘Aan deze twee geboden hangt heel de wet’, en tegen de wet ingaan, nee, dat kan de wetgeleerde zich echt niet permitteren.

Maar er is ook iets heel merkwaardigs in dat eerste gebod van Jezus. Dat we met heel ons hart en heel onze ziel van God moeten houden, is eigenlijk vanzelfsprekend, maar Jezus zegt ook dat we dat met heel ons verstand moeten doen. Houden van God is dus niet alleen gebouwd op gevoel en emoties, maar ook op verstand, want alleen zo kunnen we God min of meer proberen te begrijpen, en kunnen we een antwoord proberen te vinden op de vraag waarom we geloven.

Maar die vraag is vandaag niet aan de orde. Wel de vraag hoe we ons geloof beleven. Houden we echt van God? En houden we inderdaad evenveel van onze naasten als van onszelf? Dat is zeker de moeilijkste weg om te gaan. Want onze naasten, dat zijn niet alleen ons gezin, onze familie, onze vrienden, onze buren, maar dat zijn alle mensen. Om maar een voorbeeld te geven: kunnen we momenteel evenveel houden van Poetin en zijn moordenaarsclub als van onszelf?

Zusters en broeders, misschien zijn we best tevreden over onszelf en over ons geloof. We komen elke week naar de mis, we doen niets slechts, we bedrijven geen misdaden, we zijn geen dieven. Nee, we zijn geen slechteriken. Niemand heeft ons dus iets te verwijten. Maar is onze liefde voor God en onze naasten sterk genoeg om ook goede dingen te doen? Om aandacht te hebben voor onze medemensen. Om ze een warm hart toe te dragen. Om echt gelovige mensen te zijn die ons best doen om te leven naar dat ene gebod van Jezus. Laten we dat maar altijd opnieuw proberen. Amen.

Download dit document

Intekenen voor de wekelijkse overwegingen

captcha