Jaar 2022-2023 Cyclus A
  • Eerste lezing: Handelingen 2, 42-47
  • Evangelie: Johannes 20, 19-31

Zusters en broeders,

Het evangelie dat we zojuist hoorden spreekt ons om vele redenen aan. Vooreerst om de situatie: de apostelen zijn samengekomen, waarschijnlijk vol berouw omdat ze Jezus aan zijn lot hebben overgelaten. En ook vol wanhoop, want wat moeten ze nu doen? Waarom hebben ze alles achtergelaten  om Jezus te volgen? En omdat ze bang zijn hetzelfde lot als Jezus te moeten ondergaan, hebben ze zich opgesloten in hun verblijfplaats. En toch staat Jezus plots in hun midden.

Het is een situatie die we ons eens moeten proberen voorstellen. We zijn aanwezig op een begrafenismaal, en plots staat de overledene midden onder ons. Meer dan waarschijnlijk schrikken we ons te pletter en schreeuwen we het uit van angst. En als we aan onze buren vertellen wat we hebben meegemaakt, geloven zijn ons niet, net zoals Thomas de apostelen niet gelooft.

Maar bij de apostelen wint de vreugde het van de angst, zeker wanneer Jezus hen bij herhaling vrede toewenst. Hij laat hun ook zijn vreselijke wonden zien, en daarmee toont Hij dat Hij meevoelt met alle lijdende en gekwetste mensen, en dat Hij verbonden blijft met zijn apostelen, ook al hebben ze Hem in de steek gelaten. Hij blaast de heilige Geest over hen uit, en daarmee wordt duidelijk dat we niet moeten wachten tot Pinksteren voor we de nederdaling van de heilige Geest vieren, want de apostelen ontvangen Hem onmiddellijk na de verrijzenis. Hun zending gaat nu in, en zonder de hulp van de heilige Geest zouden ze daar niets van terechtbrengen. Ze moeten hun medemensen er immers toe aanzetten zozeer in Jezus te geloven dat ze zijn weg van liefde, vrede en vreugde willen gaan. Die weg is moeilijk en veeleisend, want hij houdt in dat christenen zich zozeer door de liefde laat leiden dat ze hun naasten zelfs kunnen vergeven wanneer die zwaar in de fout gaan. Als ze dat niet doen, als ze dus niet vergeven, leven ze niet naar Jezus’ gebod ‘Houd bovenal van God, en houd evenveel van je naaste als van jezelf.’ Want hoe kan je van je naaste houden als je hem zijn fouten niet kan vergeven!

En zo zien we dat deze tweede zondag van Pasen veel meer is dan een feestelijke bevestiging van Jezus’ verrijzenis. We moeten immers niet alleen geloven in de verrijzenis, we moeten ze vooral beleven, en dat kunnen we alleen als we leven naar de geest van Jezus’ boodschap. Als we dus zijn weg gaan van liefde, vrede en vreugde. De weg die niet krom loopt door onverschilligheid, zelfzucht, ruzie en wrok, maar die zo sterk gegrond is op liefde dat hij ook tot vergeving leidt. En om dat te kunnen doen, hebben we zeker de kracht van de heilige Geest nodig.

In de eerste lezing geven de eerste christenen een prachtig voorbeeld van die kracht. Ze spannen zich echt in om te leven naar Jezus’ gebod van liefde en vrede. Ze zijn trouw aan hun gemeenschappelijk leven, ze bidden en vieren intens, en ze zijn eensgezind in de beleving van hun geloof. Zij beleven de verrijzenis dus echt in woorden en daden.

Zusters en broeders, op het einde van het evangelie richt de evangelist Johannes zich tot de lezers. Hij zegt dat hij dit verhaal heeft opgetekend ‘opdat jullie geloven dat Jezus de Messias is, de Zoon van God, en opdat jullie door te geloven leven in zijn Naam.’ En daarmee zegt hij heel uitdrukkelijk dat geloven geen overtuiging is, maar een werkwoord dat alleen werkelijkheid wordt als we leven in de Naam van Jezus. En wat is leven in Jezus’ Naam anders dan leven naar zijn woorden en daden van liefde, vrede en vreugde. Niet een beetje, maar helemaal, want geloof zonder daden is dood. Daden van liefde, van hulpvaardigheid, van begrip, van meeleven en meevoelen, van vergeving, van vrede en vreugde in Jezus’ Naam. Amen.  

Download dit document

Intekenen voor de wekelijkse overwegingen

captcha