Jaar 2006-2007 Cyclus C

Bezinning bij / surfen naar:

Broeders en zusters,

Voor de tweede week op rij horen we in de eerste lezing de profeet Amos, en net als vorige week trekt hij ongemeen hard van leer tegen de rijken. Hij ergert zich aan hun braspartijen, waarvoor ze zelfs de lammeren en de kalveren, dus de toekomst van de kudde slachten. Maar de toekomst kan hun gestolen worden, ook die van hun land dat volop bedreigd wordt door de Assyriërs. Niets kan hun schelen: niet de armoede van het volk en niet de dreigende ondergang van het land. Zolang zijzelf het maar goed hebben. En net als vorige week is Amos keihard: ze zullen gestraft worden voor hun onverschillige profiteren, want zij zullen de eersten zijn die door de Assyriërs in ballingschap worden weggesleept.

Ook net als vorige week sluit het evangelie naadloos aan bij de uitval van Amos. Opnieuw vertelt Jezus een verhaal, dit keer over een naamloze rijke en een arme die wél een naam heeft. Het eerste deel van het verhaal speelt zich af aan deze zijde van het leven, het tweede aan de overzijde ervan. De tegenstellingen gaan tot het uiterste: de rijke gaat gekleed in fijn purperen linnen en viert elke dag feest, terwijl Lazarus met zweren overdekt voor zijn poort ligt te hongeren. Heel hard klinkt dat, maar wat tussen de regels staat, is nog veel harder. Want daar lees je dat de rijke veilig verborgen leeft achter zijn poort. Zijn huis is een ommuurde vesting die hem afschermt van de ellende om hem heen. Hij leeft op zijn eiland van feest en rijkdom, en heeft niet de minste belangstelling voor de arme Lazarus aan zijn poort. Zelfs de resten van zijn rijke tafel gunt hij hem niet. Hij negeert hem, net of hij een brok huisvuil is. Ronduit griezelig is dat, en het wordt nog griezeliger als je weet dat Lazarus’ naam betekent: God helpt. Lazarus is dus bij manier van spreken door God naar die rijke gezonden om hem te helpen mens te worden en oog te hebben voor anderen. Maar hij blijft blind en doof voor Gods boodschap en voor Gods boodschapper. Hij denkt alleen aan zichzelf en kan alleen voor zichzelf leven, opgesloten in zichzelf en in zijn ommuurde vesting. Zijn menszijn beperkt zich ertoe gekleed te lopen in fijn purperen linnen en feest te vieren, dag na dag. Dat is zielig, en ook zeer eentonig, want zijn toestand is onomkeerbaar. Net zoals die van Lazarus trouwens.

In het tweede deel worden de rollen omgekeerd. Nu is het aan Lazarus om te genieten en aan de rijke om af te zien. Ook die toestand is onomkeerbaar, wat de rijke ook probeert: de onoverbrugbare kloof tussen hem en Lazarus waar hij zelf verantwoordelijk voor is, blijft voorgoed bestaan. Merkwaardig genoeg heeft hij nu wél aandacht voor zijn medemens, zij het voor zijn broers. Hij smeekt Abraham dus om Lazarus naar hen toe te zenden om hen te waarschuwen, maar Abraham is onvermurwbaar: hijzelf heeft Lazarus-God-helpt niet willen zien, welnu, zijn broers zullen hem evenmin willen zien, zelfs al komt hij uit de doden naar hen toe. Ze luisteren immers ook niet naar Mozes en de profeten, en dat zijn ook mensen via wie God helpt.

Dit verhaal is keihard omdat het zo resoluut is. Lazarus heeft geen kans in dit leven, maar wordt na zijn dood beloond. De rijke daarentegen wordt gestraft. Moeten we daar nu uit afleiden dat armen na dit leven automatisch beloond en rijken even automatisch zullen gestraft worden? Ik denk dat dit een beetje te eenvoudig is. De rijke in het verhaal wordt niet gestraft omdat hij rijk is, wel omdat hij egoïstisch is, omdat hij zich niet wil bekommeren om zijn medemens, omdat hij die medemens straal negeert, als was hij een stuk vuil. En Lazarus wordt niet beloond omdat hij arm is, wel om andere kwaliteiten, bijvoorbeeld omdat hij in al zijn ellende een goed mens is en blijft.

Zoals zo dikwijls houdt Jezus ons een spiegel voor, zodat we ons moeten afvragen: Waar sta ik in dit verhaal? Ik wees er al op dat de rijke naamloos. En iemand zonder naam, dat is niemand, en dus iedereen. Dat zijn dus ook wij. Ook voor ons geldt de boodschap dat God ons Lazarus zendt, wiens naam betekent: God helpt. God helpt ons via de armen om onszelf en ons bezit niet achter een ommuurde vesting weg te steken, en om ons wél aan te trekken van de wereld rondom ons. Een wereld waarin veel meer armen dan rijken zijn en waarin de ellende ongemeen groot is, ook voor onze eigen deur. ‘Open uw ogen’, zegt Jezus, ‘en open uw hart voor uw medemens in nood.’

Zusters en broeders, het is vandaag mediazondag. Een dag waarop de Kerk aandacht heeft voor de media: kranten en tijdschriften, radio en tv, film en internet. Al deze media berichten triomfantelijk over hoe goed het wel gaat in de economie, hoe hoog de winsten van de bedrijven zijn, hoe fel de aandelen stijgen en meer van dat fraais. Maar over de andere kant van de medaille wordt veelal zedig gezwegen: dat de armoede overal stijgt, dat er meer en meer mensen uit de boot vallen, dat er elke dag meer mensen van voedselbedeling afhankelijk zijn, dat meer en meer mensen hun leningen niet meer kunnen afbetalen. Daarover zouden de media meer moeten berichten. Ze zouden ons en de maatschappij veel meer moeten confronteren met het probleem van de armoede, ons een geweten schoppen zoals Jezus dat doet. Een geweten dat ons voorhoudt dat we de kloof tussen arm en rijk moeten slopen, elk op onze eigen manier en binnen onze eigen mogelijkheden. Dat we onszelf en ons bezit niet achter hoge muren en bewaakte poorten moeten verbergen, maar dat we oog moeten hebben voor wie buiten aan de poort ligt. Dat we onze naaste moeten helpen.

Zusters en broeders, Lazarus-God-helpt leeft midden onder ons. Laten we hem niet negeren. Amen.

 

Download deze preek in Microsoft Word formaat

Intekenen voor de wekelijkse overwegingen

captcha