Jaar 2006-2007 Cyclus C
Bezinning bij / surfen naar:

Zusters en broeders,

Het evangelieverhaal is een verhaal dat zich nog elke dag afspeelt: een ouderpaar dat een kind mist en de onrust die daarop volgt. Evenzeer als nu was Palestina toen een onveilig land, want een bezet land. Bezet door de Romeinen, en wie díé hun geschiedenis een beetje kent, weet dat ze voor niets terugdeinsden. Ook toen liepen er Dutrouxs rond, werden er kinderen gekidnapt, misbruikt, verkocht, vermoord. Je ziet het zo voor je ogen gebeuren: Maria en Jozef die in paniek bij familieleden, vrienden en kennissen informeren. Die doodongerust naar Jeruzalem terugkeren, die in gedachten hun zoon al dood zien, of gekidnapt door een van de vele Romeinse of Palestijnse milities en moordcommando’s. De angst die in hun keel giert, het bange vragen op de terugweg, de verwijtende blikken in de ogen van hen bij wie ze informeren, de zelfverwijten omdat ze zo onvoorzichtig zijn geweest. Wie ouder of grootouder is, weet waarover ik het heb. Een kind dat verdwijnt, dat is de hel.

De hel waartoe miljoenen ouders en grootouders ook vandaag nog altijd veroordeeld zijn. Vluchtelingen die met honderden op veel te kleine bootjes Europa trachten te bereiken, mannen, vrouwen, kinderen: alles op elkaar geperst, uitgehongerd en uitgedroogd. Asielzoekers die door mensenhandelaars in een vrachtwagen aan de rand van de snelweg aan hun lot worden overgelaten. Ouders die uit armoede niet voor hun kinderen kunnen instaan. Kinderen, miljoenen kinderen, die maar moeten zien te overleven op straat, in riolen, onder bruggen.

Hun verhalen lopen meestal slecht af, dat van Jozef en Maria loopt schijnbaar goed af. Schijnbaar, inderdaad, want wanneer ze Jezus na drie dagen angst en paniek in de tempel terugvinden, is het niet echt een blij weerzien, integendeel, bijna verwijtend vraagt Jezus hun waarom ze naar Hem gezocht hebben, en of ze dan niet wisten dat Hij in het huis van zijn Vader moest zijn. Los van dat pijnlijke antwoord, stel je je misschien vragen bij het tafereel in de tempel: Jezus die te midden van de leraren zit, naar hen luistert en vragen stelt, en die leraren die verbaasd zijn over zijn inzicht en zijn antwoorden. Toch is het helemaal geen ongewoon verhaal. Jezus was twaalf en was naar Jeruzalem getrokken voor zijn bar mitsva. Bij ons heet dat nu het vormsel. Een jongen die bar mitsva wordt, geldt als religieus meerderjarig. Hij mag niet alleen uit de heilige boeken voorlezen in de synagoge, hij mag er ook over spreken, er vragen over stellen, antwoorden formuleren enzovoort. Op zich is het tafereel in de tempel dus niet ongewoon. Wel merkwaardig is dat Jezus op die leeftijd al zulke knappe antwoorden kan geven en zoveel inzicht. Jozef en Maria worden in de tempel dus geconfronteerd met een vroegrijpe Zoon, die heel duidelijk zijn eigen weg wil gaan en die eigenlijk al afscheid neemt van zijn natuurlijke ouders omdat Hij een andere Vader, zíjn Vader, boven hen verkiest.

Zusters en broeders, ik vind dit een schat van een evangelielezing. En weet je waarom? Omdat ze geen onrealistisch beeld van de heilige Familie schetst, waarbij Maria in aanbiddende bewondering naar haar goddelijke Zoon zit te staren en Jozef al fluitend door het leven trekt. Nee, we krijgen een beeld van wat een gezin in de werkelijkheid is, toen zowel als nu. We maken kennis met een ouderpaar dat verre van perfect is, dat zelfs een zware fout maakt: wie laat nu zijn kind achter in een onbekende en gevaarlijke stad! En we maken ook kennis met een vroegrijpe zoon die resoluut zijn eigen weg zoekt. Het is allemaal zo herkenbaar, zo echt en zo eigentijds. Ouders maken nu eenmaal fouten, en dat doen kinderen ook. En kinderen gaan nu eenmaal hun eigen weg, zoals hun eigen ouders dat zelf ook gedaan hebben. Je kunt alleen maar hopen dat ze er niet zo vroeg aan beginnen als Jezus, want twaalf jaar is erg jong om je eigen weg te gaan en mentaal afscheid te nemen van je ouders.

‘Maria bewaarde alles wat gebeurd was in haar hart”, lezen we nog. Over dat zinnetje zijn al heel diepgaande en heel bevlogen woorden geschreven. Maar je kunt het ook lezen tegen de achtergrond waarop het gezegd wordt, en dan klinkt het helemaal niet bevlogen. Het betekent dan wellicht dat Maria niet goed meer wist wat ze aanmoest met haar Zoon, en dat ze dus maar zweeg omdat ze aanvoelde dat Hij, hoe dan ook, zijn eigen weg zou gaan. Hij mocht hun dan wel onderdanig zijn, zoals het zo mooi in het evangelie staat, Hij zou toch zijn eigen ding doen. Dat voelde Maria met heel haar moeder-zijn. En de weg die Hij koos, dat was een weg die haar angst inboezemde. Hij zou profeet worden, dat zag ze vast toen al in, en ze wist wat in het verleden het trieste lot van heel wat profeten geweest was. En misschien denk je nu: Maar ze zal toch ook wel fier geweest zijn op haar knappe Zoon en gelukkig om zijn keuze voor God? Welnu, ik zou het niet zomaar weten. Ik denk dat ze vooral als moeder reageerde. Ik wil hier een vergelijking trekken met iemand uit ons eigen verleden, die ook een zeer lovenswaardige en moedige keuze maakte: pater Damiaan. Hoe denk je dat zijn moeder zich voelde toen hij besliste naar Molokaï te trekken? Trots op haar dappere zoon, of vooral doodongerust om zijn toekomst?

Zusters en broeders, dit feest van de heilige Familie is een hart onder de riem van iedereen die ouder en grootouder is. Ouderlijke en kinderlijke perfectie bestaat niet, en kinderen zoeken hun eigen weg. Zo is nu eenmaal de gang van het leven. Misschien moeten we als ouder en grootouder doen als Maria: het allemaal in ons hart bewaren. En voor onze kinderen en kleinkinderen hopen dat ze, net als Jezus, groeien in wijsheid, en dag na dag welgevallig zijn bij God en bij de mensen. Amen.

Intekenen voor de wekelijkse overwegingen

captcha