Jaar 2008-2009 Cyclus B

 

 

Bezinning bij / surfen naar:

 

‘Meester, raakt het U niet dat wij vergaan?’

Zusters en broeders, als de apostelen ooit woorden hebben gesproken die helemaal die van ons zijn, dan zijn het wel deze. Een vliegtuig met 228 mensen aan boord stort in zee. Een man schiet in volle straat, en voor de ogen van haar kind, zijn vriendin dood en pleegt daarna zelfmoord. Een auto vol jonge mensen rijdt zich te pletter tegen een boom. Een jonge moeder sterft aan kanker. Een zelfmoordterrorist blaast zichzelf op op een drukke markt in Bagdad. In Iran wordt president Ahmadinejad herkozen, en in Israël legt eerste minister Netanyahu totaal onaanvaardbare eisen op aan de Palestijnen om tot vrede te komen. In Darfour gaat het uitmoorden van de plaatselijke bevolking door islamitische milities ongehinderd voort. Noord-Korea dreigt met een atoomoorlog. In de wereldsteden zwerven miljoenen verlaten kinderen op straat, op zoek naar eten, drinken, affectie. Meester, God, raakt het u niet dat wij vergaan? Dat uw wereld vergaat? Dat uw mensen lijden? Dat geweld en onrecht elke dag toenemen? God, waar zijt Gij? Waarom laat Gij dat allemaal toe? Waarom moeten mensen omkomen in ongevallen, oorlog en ellende? Waarom bliksemt Gij creaturen die oorlog, terrorisme en geweld zaaien niet neer? Waarom laat Gij toe dat mensen uw naam misbruiken om wreed te zijn voor elkaar, elkaar te martelen, te doden?

Het zijn vragen die we kennen, en die we wellicht zelf al hebben gesteld. Het zijn de vragen van slachtoffers van ziekte, ellende, onrecht, pijn, misdaad. Maar het zijn misschien ook de vragen van mensen die pijn en onrecht veroorzaakt hebben, en die daar nu voor boeten. Wellicht stellen zij de vragen op een andere manier: ‘God, Vader, Moeder, waarom hebt Gij mij niet tegengehouden? Waarom hebt Gij niet verhinderd dat ik anderen zo heb gekwetst? Dat ik die man of die vrouw benadeeld of vermoord heb?’ Het zijn vragen die bij velen leiden tot wrok omdat God het allemaal laat gebeuren. ‘Als Hij nog maar een beetje om ons gaf, dan liet Hij dat niet toe’, hoor je dikwijls zeggen. Mensen blijven weg uit de kerk, zweren hun geloof af. ‘Als God niet om mij geeft, dan geef ik ook niet om Hem! Als Hij het kwade en het lijden niet uitroeit, is Hij zelf de oorzaak van alle miserie: Hij is immers toch almachtig?’

 

Het zijn vragen die de mens zich al sinds zijn ontstaan heeft gesteld. In de eerste lezing geeft God er een antwoord op. Die lezing komt uit het boek Job, en ik denk dat je het verhaal wel kent. Het verhaal van de welvarende en zeer vrome man Job, die als gevolg van een weddenschap tussen God en Satan aan alle denkbare lijden wordt blootgesteld. Satan is er immers van overtuigd dat Job wel een minder vroom liedje zou zingen als hij het niet zo goed maakte. God daarentegen is er zeker van dat Job Hem ook trouw zal blijven in het lijden. In het begin is dat ook zo, maar wanneer hij met zweren overdekt op zijn mestput belandt, klaagt Hij God toch aan: hij heeft dat lijden niet verdiend, zegt hij. In de lezing die we hoorden, geeft God een antwoord op de aanklacht van Job. ‘Heb ik de woeste zee niet getemd?’, vraagt Hij, en volgens de opvattingen van het Oude Testament was de zee de verzamelplaats van alle kwaad. Maar uit Gods antwoord blijkt ook dat de schepping haar eigen wetmatigheden heeft, haar eigen redenen en oorzaken, en die vallen niet altijd samen met de menselijke opvattingen over goed en kwaad.

Zusters en broeders, het antwoord van God lost de vragen niet op. Het toont wel aan dat God zijn schepping niet in de steek laat, dat Hij een wereld en een mens heeft geschapen waarin het goede tot ontplooiing kan komen, maar het kwade niet bij voorbaat uitgeschakeld is. Het is de wet van alle leven: het kan goed groeien, maar het kan ook scheef groeien, en heel dikwijls is dat onze eigen verantwoordelijkheid. ‘Waarom zijt gij zo bang?’, vraagt Jezus op een wrevelige toon aan zijn leerlingen. ‘Hoe is het mogelijk dat ge nog geen geloof bezit?’ Want daarom is het te doen: om geloof. Geloof dat God liefde is, en dat Hij het goede wil voor ons. Dat Hij geen wrekende, cynische God is, maar een goede Vader en Moeder, die ons nabij is in vreugde en verdriet, in pijn en hoop, in leven en dood. Dat Hij, ten slotte, een rechtvaardige God is, die aan ieder van ons de vrijheid geeft te kiezen. Kiezen we voor het goede of voor het kwade? Dat is onze keuze. En nemen we ook aan dat het leven niet alleen vreugde en geluk, maar ook pijn en dood is? Ook dat is onze keuze.

En ten slotte: de vragen zullen blijven bestaan. Het is aan ons om de juiste antwoorden te formuleren. Met Gods hulp. Amen.

 

Download deze preek in Microsoft Word formaat

 

Intekenen voor de wekelijkse overwegingen

captcha