Jaar 2009-2010 Cyclus C

Bezinning bij / surfen naar:

  • Exodus 17, 8-13
  • Lucas 18, 1-8

    Zusters en broeders,

    Mijn eerste kleinkind was een bijzonder lieve, zeg maar: gemakkelijke en aangename baby. Alleen had ze, zoals zoveel baby’s, tegen de avond aan soms haar huiluurtje. Ouders en grootouders kennen dat: de baby huilt en er is geen aanwijsbare reden voor. Je went eraan, en na enkele maanden is het trouwens over. Maar aan het huilen van dat kind konden we niet wennen. Het huilde immers zo hartverscheurend en zo troosteloos dat we moeite hadden om niet zelf een potje mee te huilen. Want haar huilen klonk zo van: ‘Waarom moet ik al die ellende dragen? ‘Waarom doe je mij dat aan? Waarom laat je me helemaal alleen in al die troosteloosheid?’ Het was niet om aan te horen, en soms zei ik tegen mijn vrouw: ‘Als dat kind me nu vroeg: “Pappie, loop in één ruk naar de Noordpool en breng een volwassen ijsbeer voor me mee”, dan zou ik dat onmiddellijk doen.’ Gelukkig kon het kind nog niet spreken. Nee, het kon op dat moment alleen maar hartverscheurend huilen.  

    Dat huilen sluit perfect aan bij de lezingen van vandaag: Mozes die zijn armen smekend ten hemel heft, naar God toe, opdat Hij hen zou helpen; en Jezus die in het evangelie de parabel vertelt van een arme weduwe die recht zoekt bij een goddeloze, onrechtvaardige rechter. Allebei worden ze verhoord, omdat ze blijven aandringen en blijven smeken. En Jezus voegt eraan toe: ‘Als zelfs zo’n onrechtvaardige rechter uiteindelijk luistert, want zou God dan niet luisteren naar hen die dag en nacht tot Hem roepen.’  

    Wanneer we dus troosteloos zijn door het verlies van een geliefde, wanneer ziekte ons treft, wanneer de ene tegenslag de andere opvolgt, wanneer ons leven zinloos lijkt, wanneer in onze Kerk het ene schandaal het andere opvolgt en Rome koppig weigert om Kerk te zijn in deze tijd … laten we dan niet aarzelen God zonder ophouden te bidden dat Hij ons zou bijstaan, dat Hij onze ellende zou verlichten, en de Kerk van Jezus weer op het juiste spoor zou zetten. ‘God, Vader en Moeder, sta me bij, want zonder U ben ik verloren. Als mens en als Kerk.’ Zo hartverscheurend mogen we bidden, en God zal niet doof blijven. 

    Het hartverscheurende huilen van dat kind sluit echter niet alleen aan bij de lezingen van vandaag, maar ook bij de datum van vandaag, 17 oktober dus: in 1992 immers werd 17 oktober door de UNO uitgeroepen tot Werelddag van Verzet tegen Extreme Armoede. Meer nog dan in Jezus’ tijd horen we vandaag het huilen van mensen die geteisterd worden door extreme armoede, van vaders die vruchteloos op zoek zijn naar werk, van moeders die huilen omdat ze hun kinderen straks weer niets te eten zullen kunnen geven. We zien dat huilen op tv, we horen het op de radio en lezen het in de krant. Dat huilen van ‘Waarom moeten wij de ellende van de hele wereld dragen? Waarom laat je ons alleen in onze troosteloosheid? Doe dat alstublieft niet, laat ons niet in de steek, want de ellende is ondraaglijk, en zonder uw hulp geraken we er nooit bovenop.’ Kunnen en mogen wij doof en blind blijven voor dat huilen? Zijn we als die rechter die zich om God noch gebod bekommert, of willen we leven in het spoor van Jezus, Hij die altijd luisterde naar mensen in nood?  

    Als besluit van zijn parabel stelt Jezus een merkwaardige vraag: ‘Zal de Mensenzoon bij zijn komst het geloof op aarde vinden?’ Ik denk dat wij, christenen, niet alleen het antwoord op die vraag moeten geven, maar dat we tegelijk ook zelf dat antwoord zijn. We worden niet alleen opgeroepen om goede christenen te zijn voor onszelf, maar voor alle mensen. Jezus verwacht van ons dat we zijn woorden én zijn daden uitdragen. Alleen als we dat doen, zal de Hij geloof vinden bij zijn komst. Maar doen we dat niet, blijven we doof voor het smeken van medemensen in nood, dan zal Hij dat geloof niet vinden, want dan verschrompelt het tot een hoop mooie woorden. Mooi, maar hol en leugenachtig, omdat ze niet gefundeerd zijn in de werkelijkheid van deze wereld en deze tijd.  

    Zusters en broeders, als christenen zijn we geroepen om het goede uit te dragen, vrede te stichten en rechtvaardigheid te bouwen. We kunnen dus niet doof blijven voor het hartverscheurende huilen van onze medemens, want anders zijn we niet beter dan die onrechtvaardige rechter. En tegelijk moeten we niet aarzelen om met ons eigen huilen naar God toe te gaan. Als we hard genoeg aandringen, blijven huilen en blijven smeken, loopt Hij bij manier van spreken wél in één ruk naar de Noordpool. Want als zelfs die onrechtvaardige rechter uiteindelijk luistert naar die weduwe, wat zou God dan doof blijven voor ons, zijn kinderen! Amen 

     

Download deze preek in Microsoft Word formaat

Intekenen voor de wekelijkse overwegingen

captcha