‘Woestijnen en steppen zullen zich verheugen, en bloeien zal de dorre vlakte. […] God komt om u redden. Dan gaan de ogen van de blinden weer open en zullen de oren van de doven geopend worden. De lamme zal springen als een hert en jubelen zal de tong van de stomme.’
Zusters en broeders, het zijn bijzonder mooie woorden uit de eerste lezing. Jesaja bezingt wat er zal gebeuren als het volk bevrijd wordt van de heerschappij van vreemde heersers. Zijn woorden waren zo bekend dat Jezus ze zevenhonderd jaar later gebruikte in zijn antwoord op de vraag van Johannes de Doper of Hij de Messias was. ‘Blinden zien en lammen lopen, melaatsen genezen en doven horen, doden staan op en aan armen wordt de Blijde Boodschap verkondigd’, antwoordde Hij zoals we hoorden in het evangelie.
We kunnen ons alleen maar proberen voorstellen hoe de wereld er zou uitzien mochten die woorden van Jesaja en Jezus werkelijkheid zijn. Maar ze zijn geen werkelijkheid, want we leven in een wereld van veel ellende, veel armoede, miljoenen vluchtelingen en nog meer miljoenen daklozen. En ook in een wereld van honger en ondervoeding, van uitbuiting en uitroeiing, en van vreselijke wreedheid. En ook in een wereld van groeiende onverschilligheid en groeiend individualisme. Meer en meer mensen lijken alleen nog voor zichzelf te willen leven. We zien het zelfs bij de verkiezingen in verschillende landen: die worden meer en meer gewonnen door mensen die alleen voor zichzelf, voor hun eigen gemak en voor hun eigen rijkdom willen leven.
Nochtans, hoe mooi zou de wereld zijn als de steppe van de armoede ook nu zou bloeien en als de blinden van de reddeloosheid opnieuw toekomst zouden zien. Als de lammen van de onderdrukking niet langer uitgebuit maar geholpen zouden worden. Als de melaatsen verlost zouden worden van de onverschilligheid van hun medemensen. Als de doven zouden opspringen van vreugde, omdat de Blijde Boodschap ook aan hen wordt verkondigd: de Boodschap van liefde, vrede en gerechtigheid.
Het klinkt elk jaar zo mooi in de lezingen van de Advent: het verlangen naar Jezus, en naar een betere wereld, die een koninkrijk van de hemel wordt. En ook zoals elk jaar worden we opgeroepen om mee te helpen bouwen aan dat koninkrijk van liefde, vrede en gerechtigheid. Want dat rijk kan er alleen maar komen als de ellende van zovelen uitgeroeid wordt. Daarom worden we opgeroepen om ‘samen tegen armoede’ in te gaan. Armoede die niet veraf is, maar die het verhaal is van één op zeven van onze medemensen, zoals we zien op de affiche. We kunnen dat negeren, en zeggen dat we daar niets mee te maken hebben, maar we kunnen ook proberen luisteren naar het leed van anderen, proberen kijken naar de miserie van onze medemensen, proberen meebouwen aan gerechtigheid en vrede.
Zoals elk jaar wordt onze hulp gevraagd voor mensen in onze buurt. [Dit jaar gaat de aandacht naar buurtwerk Casablanca in Kessel-Lo. En misschien denk je nu: ‘Kessel-Lo, dat is toch Leuven? En Leuven, dat is toch een rijke stad? Daar is de universiteit en daar is Gasthuisberg. Daar kan toch geen tekort zijn?’ Maar het is in Leuven zoals in elke andere stad: er zijn wijken met mensen die het moeilijk hebben om de eindjes aan elkaar te knopen. Mensen die niet vooruit en niet achteruit geraken, mensen met een slechte woonsituatie, met een slechte gezondheid, zonder vast werk, vaak ook eenzame en alleenstaande mensen. En even vaak zijn er kinderen en jonge volwassenen die niet vooruit geraken. Daar zet buurtwerk Casablanca zich al twintig jaar voor in, en die inzet willen we steunen.]
Zusters en broeders, het zou goed zijn mochten we straks bij de omhaling niet blind zijn voor de miserie van anderen en niet doof voor de vraag om hulp. Alleen dan kunnen mensen in nood opspringen van vreugde, en alleen dan kan de Blijde Boodschap ook voor onze medemensen in nood een boodschap van liefde, vreugde en gerechtigheid zijn. Amen.