Bezinning bij / surfen naar:
Zusters en broeders,
Jaren, maar dan ook jaren geleden zag ik in het internaat waar ik mijn schoolgaande jeugd heb doorgebracht een film waarvan het verhaal me vaag is bijgebleven. Het einde herinner ik me wél precies. Het ging over een misdadiger die een klooster invluchtte toen hij opgejaagd werd door de politie. Hij deed zich voor als een pater uit een ander, verafgelegen klooster, en werd liefdevol in de gemeenschap opgenomen. Omdat hij niet door de mand wilde vallen, leefde, werkte en bad hij mee met de andere paters. Enfin, hij probeerde het, want van werken en nog minder van bidden had hij veel verstand. Maar dat lukte beter en beter, en op de duur ging hij er ook in op. Het kwam zover dat hij de abt bekende wie hij was, en tegelijk vroeg of hij in het klooster mocht blijven. Want die enkele maanden vreedzaam, rustig, werkend en biddend leven hadden van hem een andere mens gemaakt. Een mens die het echte leven had ontdekt. Een verhaal dus dat typisch is voor de Amerikanen, enfin, toch in hun films en in hun feuilletons, want daarin steken ze alles waar ze in het echte leven de neus voor ophalen. Maar tegelijk ook een Bijbels verhaal, een verhaal zoals we er vandaag een hoorden in het evangelie.
Jezus had iets met mensen die iedereen had opgegeven. Vorige week schokte hij zijn toehoorders met zijn gelijkenis over de farizeeër en de tollenaar. Farizeeërs stonden hoog in aanzien bij de joden, het waren mensen naar wie opgekeken werd, na te volgen voorbeelden. Tollenaars daarentegen waren collaborateurs van de gehate Romeinse bezetter. In naam van de keizer inden ze belastingen, maar eigenlijk bepaalden zijzelf hoeveel er geïnd werd, dus konden ze de mensen naar hartelust uitbuiten en zichzelf verrijken. Begrijpelijk dat ze gehaat en veracht werden. Toch stelt Jezus in zijn gelijkenis zonder verpinken het bidden van de tollenaar boven dat van de farizeeër. Stel je de verontwaardiging van zijn toehoorders voor: het gebged van een hatelijke uitbuiter vindt meer genade in de ogen van God dan dat van een voorbeeldige farizeeër. Vandaag maakt Jezus het zo mogelijk nog bonter: precies bij zo’n tollenaar wil Hij gaan eten, en daarmee schokt Hij de mensen opnieuw. Het staat letterlijk in het evangelie dat ze hun ongenoegen uitspraken. Maar dat kan Jezus niet tegenhouden.
Jezus toont ons telkens opnieuw het ware gelaat van God. Of het nu om de verloren zoon, de overspelige vrouw of Zacheus gaat: één ding is duidelijk: God laat niemand vallen. Hij blijft trouw aan zijn schepping, en Hij blijft trouw aan zijn schepselen. Telkens opnieuw is Hij bereid te vergeven, opnieuw te beginnen, nieuwe kansen te scheppen. In zijn ogen is niemand zo slecht dat er toch niet ergens een klein plekje goedheid zou schuilen, misschien ergens heel diep verscholen, bang van het licht, maar zichtbaar voor God.
Zusters en broeders, zo is onze God, en zo leeft Jezus Hem aan ons voor. Dat is een enorme troost voor ons: God laat ook ons nooit in de steek. Wat we ook uitgespookt hebben, wat we ook gedacht en gehoopt hebben dat het daglicht niet mag zien: God geeft ons niet op. Zoals Hij Zacheus niet opgaf.
Maar het verhaal heeft ook een andere kant, namelijk dat ook wij mensen nooit mogen opgeven, dat ook wij altijd bereid moeten zijn nieuwe kansen te geven. Ik weet het, dat kan vreselijk moeilijk zijn. Soms kunnen mensen andere mensen enorm kwetsen, soms lijkt het erop dat mensen niet willen deugen. ‘En toch’, zegt Jezus ons vandaag in het evangelie, ‘toch mag je nooit iemand opgeven, en moet je telkens opnieuw kansen geven. Wie weet wat voor moois en goeds je daardoor naar boven brengt. Zoals bij Zacheus’
Zusters en broeders, Zacheus werd een andere mens omdat Jezus hem niet negeerde, niet liet vallen, maar nieuwe kansen gaf. Laten wij dat ook doen: altijd nieuwe kansen geven. Die krijgen we immers zelf ook van onze barmhartige God. Amen.