Zusters en broeders,
Al in de eerste regels van de Bijbel is er sprake van Gods geest. Hij zweeft over de wateren en schept het licht, het water, het land, de dieren, de mens. Gods geest is hier een ander woord voor God. Hij doet helemaal geen afbreuk aan de idee dat er maar één God is. Toen Jezus zichzelf op zijn schijnproces de Zoon van God noemde, sloegen bij de hogepriesters en schriftgeleerden de stoppen door. Wat hadden ze nog getuigen nodig! Ze hadden het uit zijn eigen mond gehoord: die man, die Jezus, noemde zich de Zoon van God. Er was dus meer dan één God. Dat was godslastering van de ergste soort. Die man, die Jezus, moest eraan.
Joden en islamieten, het zijn niet de beste vrienden, maar als het op die ene God in één persoon aankomt, staan ze schouder aan schouder. Ook de islamieten zweren bij de ene God in één persoon, en niemand mag zich zijn zoon noemen. Ze hebben er ook helemaal geen begrip voor dat wij christenen vier evangelies hebben. Vier heilige boeken dus. Dat kan niet! God spreekt maar uit één mond. Die van Mohammed. Wat hij gezegd heeft, geldt voor eeuwig, want het is het woord van de enige, de ene God. Niet de God in drie personen die we vandaag vieren. De Drie-ene God. In het evangelie van vandaag laat Jezus er geen twijfel over bestaan. ‘Ik zal u mijn Geest zenden’, belooft Hij, ‘en Hij zal Mij verheerlijken in al wat Hij van Mij ontvangen heeft. En al wat de Vader heeft, is het mijne.’
Vader, Zoon, Geest. Jezus zegt: ‘Ik en de Vader zijn één.’ Of zoals in het evangelie van vandaag: ‘Al wat de Vader heeft, is het mijne’. Maar op een andere plaats zegt Hij: ‘De Vader is groter dan Ik.’ En in het evangelie van vandaag zegt Hij ook dat de Geest niet uit zichzelf zal spreken, maar dat Hij zal verkondigen wat Hij van Hem, van Jezus dus, ontvangen heeft.
Het is onbegrijpelijk en ook onvatbaar voor ons, mensen. De Drie-ene God is in de visie van Jezus soms één, soms weer niet. En toch is het niet zo tegenstrijdig als het misschien lijkt. Ook wij mensen lijken één en ondeelbaar, maar soms lijken we het ook weer niet. Neem een doorsneeman: hij gaat werken, is lid van een sportvereniging en ook echtgenoot en vader. Op het werk kennen ze hem alleen als díe man die dát werk verricht. Ze kennen hem niet als sportbeoefenaar, laat staan als echtgenoot en vader. Hetzelfde geldt voor de vrienden van zijn sportclub. Zij kennen hem alleen als de man die graag sport, en die het best leuk vindt na het sporten een uurtje na te blijven. Zijn vrouw en kinderen op hun beurt kennen hem bijna uitsluitend als echtgenoot en vader. Gaat het bij die doorsneeman dan om drie verschillende mannen? Natuurlijk niet, het gaat om één enkele man, die het ene moment vooral arbeider of bediende is, het andere vooral sportbeoefenaar, en nog het andere vooral echtgenoot en vader. Verschillende personen in één enkele man, waarbij de ene persoon op het ene moment meer doorweegt dan de andere.
Zusters en broeders, in het voorbeeld gaat het om een mens met drie verschillende verschijningsvormen. Bij de Drie-ene God gaat het om God, die zoveel onvatbaarder is dan wij, mensen. Doorheen de geschiedenis heeft Hij zich geopenbaard als een God die op zoek is naar mensen. Hij houdt immers van de mensen, ze zijn zijn eigen schepping. Hij houdt zelfs zozeer van hen dat Hij hun is gaan voorleven hoe ze hun leven en dat van hun naaste waardevol en boeiend kunnen maken. Hij is als mens tussen de mensen komen wonen. Niet voor niets noemt Jezus zichzelf dus zowel de Mensenzoon als de Zoon van God.
De Drie-ene God. Velen hebben het er moeilijk mee, maar ik denk dat wij, mensen, niet aan God moeten voorschrijven hoe Hij zich aan ons moet openbaren. Ik vind dat enorm pretentieus en, om een oud begrip te gebruiken, een zonde tegen de Geest. Alsof wij mensen de grootheid van God kunnen vatten, laat staan Hem kunnen voorschrijven wie Hij is. Alsof wij ook nog maar het minste vermoeden hebben van wie Hij is. In Jezus is Hij ons nabij gekomen, en eeuwig onzegbaar blijft Hij onder ons aanwezig. Onzegbaar, inderdaad. God is niet in woorden te vatten. Vader, Zoon, Geest zijn woorden die Jezus ons gegeven heeft om ons een vermoeden te geven van de onvatbaarheid van God. Die blijkt ook uit de eerste lezing. Daarin staat: “Dit sprak de Wijsheid van God: De Heer schiep mij vóór al het bestaande.” God die zijn eigen Wijsheid schept, God die dus zijn eigen Wijsheid is. Hoe zouden we het ooit kunnen vatten. En wat verder in de lezing zegt de Wijsheid, die dus God is, dat ze bij de schepping aan de zijde van de Kunstenaar was, en ook dat is opnieuw een andere benaming voor God.
Vader, Zoon, Geest, Wijsheid, Kunstenaar. Vijf woorden waarin de lezingen van vandaag God proberen te vatten. Vijf woorden. Zelfs met een miljoen woorden lukt het niet. God is veel te groot voor woorden. Ik wil trouwens ook niet geloven in een God die in mensenwoorden te vatten zou zijn, want dan zou Hij niet méér zijn dan een mens.
Zusters en broeders, laat God God zijn. Onze drie-ene, onvatbare, onzegbaar aanwezig God. Liefhebbende Vader en Moeder, menselijke Zoon en bruisende Geest. Tot Hem kunnen en mogen we vol vertrouwen bidden in de naam van de Vader, de Zoon en de heilige Geest. Amen.