Jaar 2007-2008 Cyclus A

 

Bezinning bij / surfen naar:

Zusters en broeders,

In de eerste lezing horen we dat Ezechiël door Jawhe wordt aangesteld als wachter over zijn medemensen. Gaan zijn broeders in de fout, dan moet hij hen waarschuwen, en als hij die opdracht naar behoren vervult, dan zal hij zijn eigen leven redden, dat wil zeggen: hij zal zelf kind blijven van God. Maar doet hij niet wat hem door Jahwe wordt opgedragen, dan is hij evenzeer in fout als zijn broeder die gezondigd heeft.

In het evangelie stelt Jezus dat niet alleen de profeet, de priester of de voorganger geroepen is tot verantwoordelijkheid voor zijn medemens, maar iedereen. ‘Wanneer uw broeder gezondigd heeft, wijs hem dan terecht’, zegt Hij. ‘Uw’ broeder, zegt Hij uitdrukkelijk, dus spreekt Hij ieder van ons aan. ‘Gij zijt verantwoordelijk,’ zegt Hij, en Hij wijst een hele procedure aan, die uitmondt in de woorden: ‘Als uw broeder naar niemand wil luisteren, beschouw hem dan als een heiden of een tollenaar.’ Dat houdt geen oordeel en nog minder een veroordeling in. We weten dat Jezus ook aan de heidenen van Samaria het goede Woord ging verkondigen en dat Hij ook hun zieken genas. En we weten ook hoe Hij met tollenaars en zondaars omging, en hoe Hij met hen at, dit tot grote woede van de schriftgeleerden en de farizeeën. Maar Jezus zei: ‘Heidenen, tollenaars en zondaars zijn ook kinderen van God, en als zij verkiezen te leven als heiden, tollenaar of zondaar, dan is dat hun keuze. Maar je moet wel proberen hen tot het goede aan te zetten.’

Zusters en broeders, het is onze roeping onze evenmens tot het goede aan te zetten. We zijn niet verantwoordelijk voor wat hij of zij daarmee aanvangt, maar we moeten het wel proberen. En dat doen we onder meer door te luisteren. Dat werkwoord komt niet minder dan vier keer voor in deze korte evangelielezing. Luisteren dus. Luisteren naar het verhaal van onze medemens, het verhaal van vreugde en pijn, van hoop en wanhoop, van vallen en opstaan. Het verhaal van een relatie die op de klippen loopt, van een kind dat niet wil deugen, van een ongeval, want een ongeneeslijke ziekte, van bitterheid en ongeloof. Het verhaal van hoe hard het leven kan zijn. Luisteren, vooral luisteren, want om tot een gesprek te komen, is niet zozeer spreken als wel luisteren nodig. Van ‘spreken’ is er in de evangelietlezing zelfs geen sprake. Dus eerst luisteren, dan opnieuw luisteren, en ten slotte nog eens luisteren.

Maar er is wellicht nog een reden waarom het woord ‘spreken’ niet voorkomt. Ik denk dat Jezus ons ook vraagt dat we zouden leren spreken zonder woorden. Geen waterval van woorden over onze zoekende en misschien verkeerd lopende medemens uitstorten. Je weet, zelfs de beste zwemmers lopen het gevaar te verdrinken in een waterval. ‘Nee’, zegt Jezus, geen waterval van woorden, maar spreken zónder woorden. Anderen tot het goede proberen te brengen door het evangelie voor te leven. Laten zien hoe God met ons verbonden wil zijn, hoe zijn liefde onder ons aanwezig is. Hem voorleven, door op te beuren en te bemoedigen. Door Gods glimlach te zijn en door te leven in een door zijn liefde. Alleen in en door zijn liefde, in alles wat we doen en denken, in elke ontmoeting, in elke vreugde, in elke pijn, in elk verhaal van onszelf en van onze medemens.

Moge het zo zijn: dat we als Kerk en als mens Gods liefde zouden zijn en zijn glimlach in deze wereld. Geen oordeel en zeker geen veroordeling. Alleen maar Gods liefde en Gods glimlach. Dan zal wat wij op aarde binden ook in de hemel gebonden zijn, en wat wij ontbinden op aarde, zal ook in de hemel ontbonden zijn. En dan zal Hij in ons midden zijn, alle dagen van ons leven. In ons leven en in dat van onze medemens.

Gods liefde en Gods glimlach in deze wereld. Wat kan er mooier zijn? Amen.

Download deze preek in Microsoft Word formaat

Intekenen voor de wekelijkse overwegingen

captcha