Bezinning bij / surfen naar:
‘Wee de herders, door wie de schapen van mijn kudde omkomen en verloren lopen.’
Zusters en broeders, in de eerste lezing is Jeremia niet mals voor de herders van het volk. In plaats van het volk te verzamelen en bijeen te houden, hebben ze het uiteengedreven en verloren doen lopen. Maar God de Heer zal de uiteengeslagen kudde weer bijeenbrengen, en herders over hen aanstellen die echte herders zijn. En ten slotte zal Hij de goede Herder zenden, bij wie iedereen zich veilig kan voelen.
Herders die hun kudde in de steek laten en die er alles aan doen om zelf beter te worden van de situatie … waar hebben we dat nog gehoord. Jeremia leefde zo’n 2600 jaar geleden, maar het lijkt wel of hij vandaag spreekt. Want ook nu is er een overvloed aan herders, aan leiders, die het hun toegewezen volk verloren doen lopen om er zelf beter van te worden. We kennen ze, de griezels in Iran en Noord-Korea, die hun volk schaamteloos uitbuiten en uithongeren. We kennen ze, de rebellenbewegingen die cynisch moorden, plunderen, verkrachten. We kennen ze, de vele Afrikaanse leiders die meer miljarden op hun Zwitserse bankrekeningen hebben staan, geld van het volk natuurlijk, dan dat ze aan dat volk besteden. We kennen ze, de griezelige moslimfundamentalisten, voor wie een mensenleven van geen tel is, die zonder verpinken mensen verminken en vermoorden omdat ze niet aan hun griezelige wetten beantwoorden, en voor wie de vrouw, elke vrouw, een minderwaardig wezen is dat moet vernederd, geslagen, verminkt en vermoord worden. We kennen ze, al die slechte leiders. Wee hen, zegt Jeremia. Maar laten we eerlijk zijn, want misschien zegt hij dat ook tegen ons. Zijn wij immers altijd goede herders voor elkaar? Zijn wij altijd even attent en even goed en even rechtvaardig voor onze medemens?
In het evangelie toont Jezus hoe een goede herder is. We lazen vorige week hoe Hij zijn leerlingen voor het eerst uitzond om de goede Boodschap te verkondigen, om zieken te genezen, om mensen te helpen, om vrede en gerechtigheid te preken en te doen. Vandaag komen ze terug van die eerste zending en we zien hoe Jezus hen opvangt. ‘Jullie hebben goed gewerkt’, zegt Hij, ‘dus moeten jullie nu rusten. En met al die drukte om ons heen is dat niet mogelijk. We hebben niet eens tijd om iets te eten. Dus gaan we naar een eenzame plek; daar kunnen jullie op adem komen.’ Jezus toont zich hier een echt goede herder voor zijn apostelen, en zijn woorden klinken zelfs heerlijk in deze vakantietijd. Want tot rust komen, op adem komen, gewoon genieten zit er voor velen onder ons niet in. Nee, we moeten werken, we moeten geld verdienen, we moeten in de file staan, we moeten dit en we moeten dat, en we hebben geen tijd meer voor onszelf, voor onze familie en voor onze medemens. We zijn dus geen goede herders voor onszelf en ook niet voor onze naaste. Want een goede herder, die heeft tijd, en als hij geen tijd heeft, maakt hij tijd. Zoals Jezus dus.
Maar zo te zien wil dat ‘tot rust komen’ niet echt goed lukken, want wanneer Jezus en zijn leerlingen aan de overkant van het meer aankomen, staan daar alweer volop mensen op Hem te wachten. En nu is de vraag: hoe gaat Jezus reageren: kiest Hij voor rust voor zichzelf en zijn leerlingen? Laat Hij die mensen dus aan hun lot over? Nee, dat doet Hij niet, integendeel, Hij voelt medelijden met hen, want ze zijn als schapen zonder herder, en Hij begint hen uitvoerig te onderrichten.
Is er dan toch geen tijd en geen plaats voor rust? Moeten wij dus altijd paraat staan? Jezus geeft het antwoord: wanneer mensen in nood zijn, moeten ze geholpen worden, en daar moeten rust en zorg voor jezelf voor wijken. Ik weet het, in onze tijd staan het ik en de zelfliefde centraal, maar in het begin van deze
Zusters en broeders, vandaag stellen de profeet Jeremia en Jezus ons de vraag: ‘Zijn jullie goed bezig? Zijn jullie echt goede herders voor elkaar?’ Jezus wijst ons de weg: Maak tijd voor jezelf, kom tot rust, maar sta tegelijk klaar voor mensen in nood. Want door zorg voor de ander, zorg je ook voor jezelf.’
Laten we zijn woorden ter harte nemen. Amen.