Jaar 2008-2009 Cyclus B

Bezinning bij / surfen naar:

 

Zusters en broeders,

Ik denk dat heel wat mensen twee weken geleden serieus geschrokken zijn toen de kranten enkele gelekte mails publiceerden. Want het waren niet zomaar wat mails, nee, ze kwamen direct van het hoofdkwartier van een Vlaamse politieke partij, en de inhoud ervan was ronduit verbijsterend en ontluisterend. Het ging er namelijk om wie van die partij minister mocht worden in de Vlaamse regering, en wie zeker niet. Bij die laatsten was een politicus die het de voorbije jaren als minister nochtans goed had gedaan, en die ook bij de verkiezingen goed gescoord had. Maar toch mocht hij geen minister meer worden, want hij liep niet altijd braaf aan de leiband van de partij, dus moest hij gedropt worden. En bovendien, er stonden genoeg anderen op elkaars tenen te trappen om zijn job in te pikken. Wat de hele zaak nog degoutanter maakte, was de kleinerende en minachtende taal waarmee er over de betrokkenen gepalaverd werd. En al even degoutant was het feit dat het allemaal achter de rug om gebeurde.

Dat is precies wat Johannes en Jacobus in het evangelie ook doen: achter de rug van de andere apostelen om bij Jezus de beste plaatsen opeisen. Het is ongelofelijk cynisch wat ze doen. Jezus heeft net voordien, voor de derde keer op korte tijd, zijn lijden en dood voorspeld, maar Hij heeft er telkens aan toegevoegd dat zijn dood niet het einde zal zijn, want dat Hij de derde dag zal verrijzen. En nu eisen Johannes en Jacobus dus de beste plaatsen op in zijn komend rijk. Let wel: ze vragen die plaatsen niet, nee, ze eisen ze op. Geen woord over zijn lijden en dood, geen bezorgde vragen, geen medeleven, geen vraag of ze iets kunnen doen, nee, niets. Dat lijden en die dood moet Hij maar in zijn eentje zien te verwerken, maar in zijn komend rijk willen ze wel op de eerste rij staan.

Wellicht zonder dat ze het door hebben, zegt Jezus hun waar het écht op staat: ‘Wat wilt ge dat Ik voor u doe?’ vraagt Hij. Dat zinnetje is een van de kernen is van zijn boodschap en van zijn handelen: ‘Wat wilt ge dat Ik voor u doe?’ Even later zal Hij die vraag ook stellen aan de blinde van Jericho. Die hoopt natuurlijk op genezing, en Jezus opent hem inderdaad de ogen. We zullen dat verhaal volgende zondag lezen. Maar vandaag al krijgen we een voorsmaakje, want Jezus wil precies hetzelfde bereiken met zijn leerlingen: dat hun ogen eindelijk opengaan. Hij heeft het hun al zo dikwijls gezegd, en toch herhaalt Hij het nog maar eens, met heel veel geduld en wellicht ook met een zekere moedeloosheid. Zo van: ‘Gaan ze het dan nooit begrijpen?’ En wat moeten ze begrijpen? Dat wie de eerste, de belangrijkste wil zijn, de anderen moet dienen. Niet heersen, wel dienen is de boodschap.

Dat geldt onverkort ook voor ons: niet heersen, wel dienen. Betekent dat nu dat we geen enkel initiatief meer mogen nemen om onszelf te ontwikkelen, om vooruit te komen? Nee, zeker niet, want als we dat met zijn allen gaan doen, ligt de maatschappij binnen de kortste tijd op apegapen. Er moet nu eenmaal nagedacht en gepland worden, er moeten initiatieven genomen worden, en daarbij zal de een altijd meer op de voorgrond treden dan de ander. Maar wie we ook zijn en welke functie van ik weet niet welke hoge rang we ook hebben: niet heersen, wel dienen. Ministers zijn er dus voor het volk, leraren zijn er voor hun leerlingen en hun ouders, ondernemers zijn er voor hun arbeiders en voor de maatschappij, ouders zijn er voor hun kinderen en kinderen voor hun ouders, en ga zo maar door. In gelijk welke relatie: niet heersen, wel dienen. Er zijn voor elkaar. Doen en vragen: ‘Wat WILT GIJ dat ik voor u doe?’

Zusters en broeders, al een halve eeuw heb ik moeite met het einde van de evangelielezing van vandaag. Dat luidt als volgt: ‘De Mensenzoon is niet gekomen om gediend te worden, maar om te dienen en om zijn leven te geven als losprijs voor velen.’ Altijd opnieuw vroeg ik me af: ‘Moest Hij, de Zoon van God, dan echt lijden en sterven voor ons? Was er echt geen andere mogelijkheid? Hij is toch de Zoon van God?’ Dat vroeg ik me af, en vorige zondag kreeg ik ineens het antwoord, toen ik een documentaire zag over het leven van de heilige Damiaan. Wat bleek immers? Dat zijn lijden en zijn dood een wereldwijde beweging op gang hadden gebracht ten voordele van de melaatsen. Inderdaad, zijn lijden en dood. De hele wereld was aangegrepen door zijn inzet, door zijn liefde voor zijn verstoten medemens tot het uiterste toe. Zoals wij christenen blijvend aangegrepen zijn door Jezus’ liefde tot het uiterste toe. Ik denk niet dat Hij van ieder van ons dat uiterste vraagt, maar toch: zijn woorden zijn geen woorden in de wind, maar woorden die elk samenzijn en elke gemeenschap en ook de hele wereld leefbaar maken. Als iedereen baas wil spelen over de ander, wordt de wereld onleefbaar. Je kunt het vergelijken met een voetbalploeg: als iedereen kapitein en vedette wil zijn, wordt het niets. Pas als elke speler voor de anderen wil werken, volgen de resultaten. Zo is het ook in onze wereld: willen we opkomen voor elkaar, willen we mee-leven en mee-voelen en mee-zorgen voor elkaar, dan wordt deze wereld een wereld van vrede, van liefde, van vreugde. Een wereld dus zoals God hem zich in zijn mooiste dromen heeft gewild. Amen.

Download deze preek in Microsoft Word formaat

Intekenen voor de wekelijkse overwegingen

captcha