Bezinning bij / surfen naar:
Zowel in de eerste lezing als in het evangelie gaan mensen de berg op, en telkens ontmoeten ze er God, zij het op verschillende wijze. Abraham moet van God de berg Moria optrekken, en daar moet hij zijn zoon Isaac als brandoffer opdragen. Maar als het erop aankomt, verbiedt God hem de jongen ook maar met een vinger aan te raken. Het verhaal van Abraham is het verhaal van blind vertrouwen, want ogenschijnlijk wilde God hem wel zijn enige zoon doen offeren, en Abraham was daar inderdaad ook toe bereid. Maar veel meer dan het verhaal van blind vertrouwen is het het verhaal van openbaring: God maakt zich aan de mens bekend als een God van levenden, niet van doden. Hij is geen God die jaloers is op zijn eigen schepping, Hij is geen God die in ruil voor weldaden mensenoffers eist. Het verhaal van Abraham is het verhaal van de mens die op zoek is naar de ware God, niet naar een god die het maaksel is van menselijke angsten. Jaren voordien was Abraham ingegaan op de roepstem van die enige, ware God, maar hij was er nog niet in geslaagd zich volledig van de goden van zijn jeugd en zijn huidige omgeving te ontdoen. Hij was er dus echt van overtuigd dat hij Isaac moest offeren, want elke eerstgeborene moest aan de goden geofferd worden. Aan de goden, ja, maar niet aan de God die zich openbaart als een God van leven en liefde. En wat zou een God die leven en liefde is, mensenoffers kunnen eisen!
Abraham is de vader van alle gelovigen: van de joden, de christenen en de moslims. Bij deze laatsten is hij zelfs het beeld van de volmaakte moslim, omdat hij tot het uiterste toe gehoorzaam wil zijn. We kunnen alleen maar betreuren dat veel fundamentalistische moslims blijkbaar de kern van het verhaal negeren, want zij aarzelen niet om elke dag mensenkinderen te offeren aan de god van hun eigen verbeelding en hun eigen haat. Mensenkinderen die met bommengordels om het lichaam andere mensenkinderen ombrengen, allemaal ter ere van hun zogezegde god. En we moeten betreuren, en er ons ook uit alle macht tegen verzetten dat de wereld waarin we leven elke dag mensenkinderen offert aan de god van het liberalisme en het kapitalisme. Sinds enkele maanden zien we waartoe ons dat gebracht heeft. Miljoenen voordien welvarende mensen zijn have en goed kwijt, en zijn van vandaag op morgen paria’s geworden. We moeten daarbij niet met een beschuldigende vinger naar de bankiers wijzen, want allen zijn we schuldig, allen zijn we vrolijk mee opgestapt in het verhaal van de consumptie zonder einde. We hebben ons niet bekommerd om wat dit voor het milieu betekende, we hebben er niet bij stilgestaan dat onze rijkdom groeide op de rug van de armen. Want dit kan niet ontkend worden: precies in de jaren dat de rijkdom explodeerde, werden overal ter wereld de armen elke dag armer, ook in het rijke Westen, ook in België. Maar daar hebben we onze ogen voor gesloten, en we zijn vrolijk voortgegaan met consumeren en met behoeften te voldoen die er niet waren. We bleven maar zweren bij de afgod van de consumptie, en we waren blind voor de mensenoffers die we daarvoor brachten.
Zusters en broeders, ik denk dat we aan bezinning toe zijn. Ik denk dat de tijd gekomen is om ons af te vragen waar we in godsnaam mee bezig zijn. Ik denk dat we moeten leren onszelf enkele vragen te stellen vooraleer we iets doen. Vragen als: ‘Wie wordt er beter van wat ik doe: alleen ik of ook andere mensen. En worden we er ook betere mensen door? Wordt ook de schepping er beter door?’ Dit soort vragen. Vragen van bewuste mensen en bewuste christenen, niet van zielloze consumenten. Ik denk dat de tijd gekomen is om ons los te maken uit de aarde waarin we vastzitten. Nee, ik pleit er helemaal niet voor dat we met zijn allen als kluizenaars gaan leven. Waar ik wel voor pleit is dat we met Jezus de berg optrekken, zodat we opnieuw licht zouden vangen en beter zouden kunnen onderscheiden. Het licht dat zijn drie apostelen zien, het licht van de verrezen Heer die er is voor alle mensen, en niet alleen voor hen die het geluk hebben in het juiste werelddeel en in de juiste stand geboren te zijn om menswaardig door het leven te kunnen gaan. ‘Dit is mijn geliefde Zoon’, zegt God over Jezus. Welnu, Hij zegt dat tot elk van zijn mensenkinderen, want allen staan we geschreven in de palm van zijn hand.
Zusters en broeders, laat dit weten ons niet alleen leiden in deze vasten maar in heel ons leven: dat we allen Gods lieve kinderen zijn, en dat Hij aan ons allen zijn schepping heeft toevertrouwd. Het is aan ons om die schepping, die zijn schepping blijft en die we maar in bruikleen hebben gekregen, met respect te behandelen en tot bloei te brengen. Zijn hele schepping, met alles erop en eraan. Met haar mogelijkheden en haar problemen, met haar rijkdom en met haar armoede, en dus ook met haar rijken en haar armen: alles en allen zijn ze ons in bruikleen gegeven, en voor alles en allen moeten we blijvend zorg dragen. Zoals God zelf zorg draagt voor ons, als een goede Vader en Moeder. Amen.