Bezinning bij / surfen naar:
De strijd tussen goed en kwaad in de eerste lezing en twee lofzangen in het evangelie: een lofzang van Elisabeth op Maria, en een lofzang van Maria op God de Heer. Zusters en broeders, ik denk dat Maria zich inderdaad bevindt tussen die uitersten van dreiging en ongeluk aan de ene kant, en geluk aan de andere kant. Dat is heel herkenbaar in een mensenleven. Het verklaart wellicht de aanhankelijkheid van zoveel mensen ten opzichte van Maria. Want dat is en blijft een feit in goede en in kwade dagen: de kerken mogen vollopen of leeglopen, de verering voor Maria blijft onaangetast.
Vorig jaar waren mijn vrouw en ik in Lourdes, en wie er geweest is, weet het: je wordt meegezogen in wat ik zou noemen het ‘bedevaartgevoel’. Je gaat ’s morgens naar de mis, je gaat bidden aan de grot, je volgt de sacramentsprocessie en je gaat weer naar de grot, je brandt een kaars en ja, je gaat ook eten en drinken. Maar dat is terzijde, want het ‘bedevaartgevoel’ primeert, en je voelt je daar goed bij. Net als de duizenden mensen om je heen. Je doet er verse religieuze energie op, en je laadt je geloofsbatterijen weer op.
Het is iets merkwaardigs met ons, katholieken. Ik weet niet of het je al opgevallen is, maar geen van onze grote kerken, basilieken en kathedralen is aan Jezus gewijd. Wel aan Petrus en
Waarom zijn kerken en kapellen wel aan mensen en zelden aan Jezus gewijd? Waarschijnlijk ligt het antwoord in het woord ‘mensen’: heiligen zijn, net als wij, mensen, en in hen zien we de ideale bemiddelaars tussen onszelf en God. Jezus is ons doel, maar we spiegelen ons graag aan mensen die ons zijn voorgegaan om dat doel te bereiken. Zij stonden dichter bij Hem dan wijzelf, en de mens die Hem het meest nabij was, was natuurlijk zijn moeder. ‘Per Mariam ad Jesum’, klonk het vroeger in het Latijn – ‘Door, langs Maria tot Jezus’. Via Maria komen we dichter bij Jezus, en wellicht ook dichter bij onszelf.
Want wat zoeken we in Lourdes en in alle andere Mariaoorden? We zoeken er antwoorden op de vreugde en meer nog op de pijn van het leven. En bij wie kunnen we beter terecht dan bij Maria? Ze heeft het immers allemaal meegemaakt. De vreugde bij de geboorte van haar kind, van zijn opgroeien, zijn aanhankelijkheid, zijn lach en zijn traan. Onze vreugde en ons geluk is dus ook haar vreugde en haar geluk. Maar ook de pijn om dat kind heeft ze gekend, dat kind dat zijn eigen, gevaarlijke weg gaat: die van een profeet die kiest voor het nieuwe, ook al schuurt zijn boodschap tegen gevoeligheden aan die Hem het leven zullen kosten. Maria ervaart de vreugde en de pijn van elke moeder en van elke ouder, ook van de moeders in oorlogstijd, in vluchtelingenkampen, in honger en in nood: haar kind werd geboren terwijl ze onderweg was, en kort na de geboorte moest ze op zoek naar asiel in Egypte. Mensen op de vlucht, asielzoekers, mensen zonder papieren, mensen in de pijn en de ellende van het leven, mensen in de greep van de angst en de armoede, de verlatenheid, het moeten leven in een wrede dictatuur voor wie een mensenleven van geen tel was: Maria kent het. Onze pijn, onze angst, ons verdriet is ook haar verdriet.
Maar Maria belichaamt ook de hoop. De lofzang die ze aanheft is een voorafbeelding van wat Jezus zelf zal verkondigen: dat rijkdom, macht en bezit niet belangrijk zijn in de ogen van God, integendeel, Hij laat zijn oog welwillend vallen op de nederigheid van een jong meisje, een vrouw dus, en die had in de maatschappij en in het jodendom van die tijd geen rechten, net zoals ze vandaag nog altijd geen rechten heeft in de meeste islamitische landen. Maar met haar sluit God een verbond dat zal leiden tot de redding van de wereld. Niet met de machtigen der aarde, maar met Maria, een meisje dat in de ogen van de wereld waarin ze leefde van geen tel was. Er is dus hoop voor de geringen en voor de kleinen, want ze zijn groot in de ogen van God.
Zusters en broeders, laten we het Magnificat meezingen en meebidden met Maria, en laten we trouw blijven, zoals zij is trouw gebleven, in goede en in kwade dagen. Amen.