Bezinning bij / surfen naar:
- 1 Korintiërs 15, 1-11
- Lucas 5, 1-11
Zusters en broeders,
Misschien ken je het programma ook. Ik heb het over In de keuken, een programma dat sinds enkele weken elke dinsdag op Canvas wordt uitgezonden. Zoals de titel laat vermoeden, gaat het over koken en kokkerellen. Mijn vrouw en ik zijn trouwe kijkers, niet omdat we zo’n keukenfanaten zijn, wel omdat we geboeid zijn door wat topchefs weten te vertellen. Ze hebben het daarbij niet over het zoveelste exclusieve recept, wel over wat hen drijft om op zulk hoog niveau te koken. En wat blijkt? Dat koken voor die mannen – want tot nu toe zijn alleen mannelijke topchefs de revue gepasseerd – dus dat koken voor hen niet echt een beroep, maar wel een roeping is. Stel je voor: koken als roeping. Als wij het in de kerk over roeping hebben, denken we aan zusters, priesters en kloosterlingen. Die worden geroepen, en nog wel door God. Andere mensen hebben een beroep, geen roeping.
Dat denken wij dus, en we denken verkeerd. Roeping houdt niet op aan de deur van de pastorie of het klooster, integendeel. Iedereen wordt geroepen, zelfs iemand als Paulus, die de christenen toch met fanatieke haat achternazat en uitroeide. En in het evangelie worden er vissers geroepen. God roept gewoon alle mensen, dus ook ons. Hij roept ons als man en als vrouw, als vader en moeder, als arbeider en bediende, als leraar en leerling, als ondernemer en werknemer. En Hij roept ons op om in alles wat we zijn en doen mens te zijn voor elkaar en kind van God. Alleen, we moeten naar zijn stem willen luisteren. In het evangelie is er in dat verband iets wat me bijzonder treft. Ik lees het even: ‘Op zekere dag stond Jezus aan de oever van het meer van Gennesaret, en het volk verdrong zich om Hem, om naar het woord van God te luisteren.’… ‘Het volk verdrong zich’: de mensen staan dus letterlijk te drummen om toch maar niets te missen van wat Jezus vertelt. Het is zo erg dat Hij in een vissersboot moet stappen en een eindje van de oever weg moet varen, om van op het meer zijn Boodschap te brengen. Het verlangen van die mensen om naar het woord van God te luisteren en Hem in hun leven binnen te laten, treft me enorm.
Zusters en broeders, ik denk dat dit ons probleem is: dat we God niet echt in ons leven willen binnenlaten en dat we ook niet naar Hem willen luisteren. Wij denken dat we zelf alles kunnen oplossen. We hebben God niet nodig. Wetenschap, techniek en industrie zorgen voor welvaart, vooruitgang en comfort, en de geneeskunde houdt ons langer gezond dan ooit te voren. Dat zijn allemaal dingen waar Gods niets van kent. Enfin, dat denken we toch. Dat dacht ook Petrus. Wanneer Jezus zegt dat hij de netten moet uitgooien, antwoordt hij: ‘De hele nacht hebben we gezwoegd, en we hebben niets gevangen’, en in stilte denkt hij: ‘Wat weet jij van vissen af, je bent immers een timmerman.’ Eigenlijk is het bijna om te lachen: Jezus weet inderdaad niets van vissen af, maar Hij weet wel waar de vis zit. Ook wij doen alsof God niets van ons en onze moderne wereld en onze moderne problemen kent, maar als we het eens stil zouden maken, en ons open zouden stellen voor Hem, dan zou de vader die geen raad meer weet met zijn opstandige zoon misschien horen: ‘Blijf maar barmhartig, dan komt het wel goed.’ En de leraar met een klas vol dwarskoppen, en de voorganger die vruchteloos op zoek is naar vrijwilligers voor een goed doel, zouden misschien horen: ‘Blijf maar zaaien; er valt altijd wel wat zaad in vruchtbare aarde.’ En de werknemer en de werkgever die elkaar voortdurend in het haar zitten, zouden misschien horen: ‘Doe je naaste nooit aan wat je niet wilt dat jou wordt aangedaan.’ En de gevangene zou misschien horen: ‘Als je je fout wilt toegeven, zul je verlost zijn.’ En wie kapotgaat van verdriet, zou misschien horen: ‘Zalig de treurenden, want zij zullen getroost worden.’ En wie geen uitweg meer ziet, zou misschien horen: ‘Nooit laat Ik je in de steek. Altijd blijf je mijn welbeminde kind.’ En wie in zonde leeft, zou misschien horen: ‘Ik veroordeel je niet. Ga heen en zondig voortaan niet meer.’ En onze Kerk zou misschien horen: ‘Gooi de netten nu maar uit waar Ik het aanwijs, niet waar jij ze wilt uitzetten.’
Zusters en broeders, God roept ieder van ons, en als we naar Hem willen luisteren, en als we toelaten dat Hij zijn zeg heeft in ons dagelijks leven en zelfs in onze dagdagelijkse bezigheden; als we Hem zijn woord laten spreken en naar dat woord willen luisteren, ook al lijkt het soms helemaal naast de kwestie; als we dat willen doen, ja, wat zal er dan gebeuren? Dat valt af te wachten. Misschien niet echt iets tastbaars, maar misschien ook een wonder. Een wonder van menselijkheid, van vrede, van gerechtigheid. Misschien, ja, misschien. Maar als we Hem niet toelaten en niet naar Hem willen luisteren, dan gebeurt er helemaal niets, zoveel is zeker. Ik denk dat we toch maar best openstaan voor Hem en dat we best ook naar zijn stem luisteren, ook al kent Hij er niets van. Enfin, dat denken we toch, maar ja, dat dacht Petrus ook. En je weet hoe het afliep: zijn netten zaten zo vol vis dat hij er twee boten mee kon vullen die bijna zonken onder het gewicht. Nemen ook wij God dus maar beter mee op onze boot? Ik denk van wel. Amen.