Bezinning bij / surfen naar:
- 1 Korintiërs 15, 12.16-20
- Lucas 6, 17.20-26
Zusters en broeders,
Een paar weken geleden raakte ik na een viering in gesprek met een ongecompliceerd gelovige vrouw. We hadden het over de koetjes en kalfjes van ons geloof en onze Kerk, en toen zei ze ineens: ‘Maar in de verrijzenis van het lichaam, daar geloof ik niet in. Ik krijg het tijdens de geloofsbelijdenis zelfs niet over mijn lippen.’ Ik dacht onmiddellijk aan mijn zoon, toen hij een jaar of vijftien zestien was. Ook hij zei resoluut dat hij dat niet geloofde. ‘Dat kán niet,’ zei hij, ‘zie je dat vlees al opnieuw aan die beenderen groeien? Nee, dat kán niet.’ Hij kon dat zo beeldrijk vertellen dat ik aan griezelfilms, zombies en meer van dat fraais moest denken, en hoe we het ook draaiden of keerden, onze discussies leidden altijd naar nergens. En nu zei die ongecompliceerd gelovige vrouw net hetzelfde als mijn zoon zoveel jaren geleden.
Maar wat horen we vandaag in de eerste (tweede) lezing? ‘Als de doden niet opstaan, is ook Christus niet opgewekt; en als Christus niet is opgewekt, is onze verkondiging zonder inhoud en uw geloof zinloos.’ Dat zijn nagels met koppen, en het is Paulus die de hamer hanteert. Het gaat om een kort fragment uit het vijftiende hoofdstuk van zijn eerste brief aan de Korintiërs. Heel dat hoofdstuk gaat over de verrijzenis, en wellicht heeft niemand van de eerste christenen daar zo diepgaand over geschreven als hij dat hier doet. Hij behandelt onder meer ook de vraag of we al dan niet echt lichamelijk zullen verrijzen, maar die episode lezen we spijtig genoeg niet in de zondagvieringen. Om een lange redenering kort te houden citeer ik alleen het einde ervan, en dat luidt als volgt. ‘Er wordt een aards lichaam gezaaid, maar een geestelijk lichaam opgewekt.’ Met andere woorden: we zullen niet verrijzen zoals we hier nu zitten, zoals we dag in dag uit leven, met ons lichaam als vaste verschijningsvorm, want dat is aarde, zegt Paulus. Nee, we zullen verrijzen in wat hij zo mooi een ‘geestelijk lichaam’ noemt. Een lichaam dus dat niet onderworpen is aan de beperkingen van ons aardse lichaam.
Is daarmee de kous af? Natuurlijk niet. We kunnen wel samen met Paulus over de verrijzenis redeneren, maar ze blijft, net als de verrijzenis van Jezus, een mysterie dat ons menselijk denken te boven gaat. Wellicht daarom zijn er in de evangelies ook geen ooggetuigenverslagen van Jezus’ verrijzenis te vinden. Van zijn verkondiging, zijn wonderen, zijn discussies met schriftgeleerden en farizeeën, zijn kruisiging en zijn dood zijn die er wel. Die verslagen zijn zo direct dat ze geschreven lijken door mensen die het zelf hebben meegemaakt. De verhalen over zijn verrijzenis daarentegen steunen op getuigenissen van mensen aan wie Hij nadien verschenen is, maar niemand heeft Hem zien verrijzen. Ik denk trouwens dat zijn verrijzenis voor ons, mensen, ook niet te zien valt. Zelfs al hadden we bij manier van spreken aan het graf gestaan, we zouden het niet gezien hebben. En weet je waarom? Omdat zijn verrijzenis ons menszijn te boven gaat. Omdat ze behoort tot het mysterie dat direct naar God verwijst, nee, dat God is. Wij mensen zijn net iets te klein om dat mysterie, om God te kunnen zien en kennen. Ik heb het al meer dan eens gezegd: God is God en wij zijn mensen, en zo moet het zijn, want anders is er geen God.
Precies om de afstand tussen Hem en zijn schepping te overbruggen heeft God ons zijn Zoon gegeven. Zijn Zoon die ons zijn Rijk van liefde, vrede en gerechtigheid kwam voorleven. Dat Rijk dat ook in het evangelie van vandaag centraal staat. ‘Gelukkig ben je,’ zegt Jezus, ‘wanneer rijkdom niet het einde van je dromen is, wanneer je het goede wilt doen, wanneer je verdrietig bent om het onrecht, wanneer je Me trouw blijft, ook al word je daar belachelijk om gemaakt of vervolgd. Gelukkig ben je om dat alles, want je zult er rijkelijk voor beloond worden in de hemel.’ Jezus biedt dus een toekomstperspectief dat verder reikt dan dit leven. Maar om dat toekomstperspectief voluit te leren kennen, moeten we er nu al in willen leven. ‘Wee jullie die dat niet willen doen’, zegt Jezus. ‘Jullie hebben er niets van begrepen. Jullie kijken niet verder dan dit leven. Spijtig is dat.’
Zusters en broeders, laten wij wél verder kijken dan dit leven, want Jezus, God biedt een toekomst over de dood heen. Hoe en wat die toekomst is, dat weet alleen God, en zo is het goed, want God is God, en wij zijn mensen. Amen.