Bezinning bij / surfen naar:
- Hebreeën 11, 1-2.8-12
- Lucas 12, 32-48
‘Het geloof is een vaste grond van wat wij hopen, het overtuigt ons van de werkelijkheid van onzichtbare dingen.’
Zusters en broeders, dit is Paulus op zijn best, met een uitspraak waar je als christen je leven kunt aan ophangen. Want het geloof is inderdaad de vaste grond van wat wij hopen, en zonder geloof kunnen we zelfs niet dromen van het bestaan van onzichtbare dingen, laat staan van de werkelijkheid van dingen die ons helemaal te boven gaan. Geen dingen trouwens, maar God. Onzichtbaar, onvatbaar, maar door ons geloof wordt Hij werkelijk, wordt Hij een levende God die wij Vader noemen.
Ik weet het, voor veel mensen is geloof iets voor sukkelaars die niet beter weten. Volgens hen moet je naïef en zelfs dom zijn om te geloven in de werkelijkheid van onzichtbare dingen. Wel, ze vergissen zich, want geloof maakt gewoon deel uit van ons dagelijks leven, van onze relaties en van heel ons sociaal weefsel. Geloven doen we van ’s morgens tot ’s avonds, en als we dat niet doen, wordt het leven onleefbaar. Om maar een paar voorbeelden te geven: als wij als chauffeur niet geloven dat de anderen rechts zullen rijden en zullen stoppen aan een rood licht, dan durven we zelfs niet meer in onze auto stappen. Als we niet geloven dat de bakker eerlijk brood bakt, zullen we geen brood meer eten. Als we niet geloven dat onze kinderen op school in goede handen zijn, dan zullen we ze thuishouden, en als we niet geloven in een toekomst voor hen, zal er zelfs geen enkel kind meer geboren worden. Als we niet geloven in wat onze partner is en zegt, dan hebben we geen relatie meer. Kortom, neem geloof en geloven weg, en er is geen leven meer. Om ook daarvan een voorbeeld te geven: velen geloven niet in wat politici zeggen en beloven, en politici zelf geloven elkaar niet meer. Wel, we zien in ons land en in de wijde wereld waartoe dit leidt: tot besluiteloosheid bij ons, en tot oorlog, burgeroorlog, terrorisme elders in de wereld. Geloven is dus helemaal niet naïef en nog minder dom, integendeel, het is, zoals Paulus zegt, inderdaad de vaste grond van wat wij hopen, en het overtuigt ons van de werkelijkheid van onzichtbare dingen. In alle situaties die ik opnoemde, spelen onzichtbare dingen als vertrouwen en liefde effectief de belangrijkste rol. Vertrouwen in de andere chauffeurs, de bakker, de leerkrachten, de toekomst. Vertrouwen in en liefde voor onze partner.
‘Wees niet bevreesd’, voegt Jezus daar in het evangelie aan toe. ‘Durf geloven dat de Vader u het Rijk der hemelen schenkt. Het Rijk van liefde, vrede en gerechtigheid.’ En Hij roept op tot waakzaamheid, zodat we de komst van de Heer in ons leven niet missen. En onder waakzaamheid verstaan we aandacht, en bewust leven. Waakzaam als mens, zodat we het geluk, maar ook de pijn zien in het leven van onze naaste, en er kunnen op ingaan. Zorgende aandacht voor onze kinderen en kleinkinderen, zodat we aanvoelen wanneer ze ons echt nodig hebben. Waakzaamheid in wat we doen, denken en zeggen, zodat we anderen niet kwetsen. Aandacht voor de natuur en voor onze aarde, zodat we ze met respect behandelen en ze niet vervuilen. Waakzaam zijn om een betere mens te worden.
En ook waakzaam als christen. Weten dat we de Heer kunnen ontmoeten wanneer we het niet verwachten: tijdens een wandeling in de stilte van de natuur, in een hartelijk gesprek, al is het met een vreemde; in de verzoening na een ruzie, in de liefde voor elkaar. Een kerk niet achteloos voorbijlopen, maar eraan denken dat dit het huis van God is. Eens een kerk binnenlopen in een andere stad, een moment van bidden tijdens een drukke dag, en een kaarsje branden, zomaar, omdat we willen leven in Gods licht. Hetzelfde wanneer we op vakantie zijn. Niets is zo heerlijk als in een vreemd land een kerk binnenlopen en je daar meteen thuis voelen. Je wordt er rustig, en je voelt je gesterkt door de vele anderen die de kerk binnenlopen, knielen, bidden, een kaarsje branden. Allemaal vreemden, en toch voel je je als oude bekenden omdat je weet: dit huis van God is ook ons huis.
Op het einde van het evangelie zegt Jezus iets wat aan de kleren blijft hangen. ‘Van ieder aan wie veel is gegeven, zal veel worden geëist; en van hem aan wie veel is toevertrouwd, zal des te meer worden gevraagd.’ Wel, ik denk dat wij bij diegenen horen aan wie veel is gegeven en veel is toevertrouwd. We leven in een welvarend land en aan de welvarende kant van de wereld, we kregen of krijgen een goede opvoeding, veel liefde en goed onderwijs. En het geloof werd ons zomaar meegegeven. Op elk gebied werd en wordt ons veel gegeven en veel toevertrouwd. Er zal ons dus ook veel worden gevraagd. Laten we daarom waakzaam zijn, zoals Jezus ons vraagt, om betere mensen en betere christenen te worden. Amen.