Bezinning bij / surfen naar:
- 1 Koningen 3, 5.7-12
- Mattheus 13, 44-52
Een schat van een kind, een schat van een vrouw, een schat van een man, van een oma, een opa, een collega, een buurman, vriend. Een schat van … noem maar op. Zusters en broeders, de wereld loopt vol schatten. Want zo noemen we mensen die we graag hebben: schatten van mensen. En waarom hebben we ze graag? Omdat ze vriendelijk zijn, en hulpvaardig en positief en vergevensgezind en niet rap op hun teen getrapt en nog zoveel meer. Omdat ze, om het in één woord te zeggen, goede mensen zijn.
Vandaag vertelt Jezus een parabel over een schat, die verborgen is in een akker. Een man vindt hem, verstopt hem snel opnieuw en verkoopt zijn hele hebben en houden om die akker te kunnen kopen. Let wel, die man is geen schattenjager. Hij is geen van die mensen die dag in dag uit met een metaaldetector over het strand dwalen, op zoek naar geld, juwelen en hebbedingetjes die verstrooide zonnekloppers achtergelaten hebben. En die man is ook geen schattenjager die in de oceaan oude scheepswrakken probeert te localiseren, en fortuinen uitgeeft om eindelijk dat ene schip te vinden dat vol goud en andere waardevolle voorwerpen steekt. Nee, zo is die man niet. Hij vindt die schat toevallig, en pas dan zet hij alles op alles om hem te verwerven.
En die schat, dat is het Rijk de hemelen - zoals Mattheus het noemt - , of het Rijk Gods - zoals de andere evangelisten het noemen. Het rijk der hemelen is dus als een schat of als een bijzonder waardevolle parel of als een sleepnet vol vissen. Drie mooie beelden voor wat Jezus als een opgave beschouwt: dat we zouden zoeken naar het Rijk der hemelen, want dat is een echte schat. Immers, het Rijk der hemelen, dat is de hemel op aarde. Dat is een rijk met allemaal schatten van mensen. Mensen die leven naar Jezus’ enige gebod: Bemin God bovenal, en uw naaste gelijk uzelf. Mensen die iets willen doen voor elkaar, die er willen zijn voor elkaar. Mensen die kunnen vergeven en die tijd hebben voor elkaar. Mensen die kunnen mee voelen en mee lijden, en die oog en oor hebben voor elkaars lief en leed. Zulke mensen staan garant voor een hemel op aarde, dus voor het rijk der hemelen.
In de eerste lezing vraagt God aan Salomo: “Wat wilt ge dat Ik u geef?’ Ik vraag mij dikwijls af wat wij, wat de gemiddelde mens, op die vraag zou antwoorden. Ik dacht daarbij aan sprookjes waarin iemand drie wensen mag doen, dus voerde ik via Google ‘Drie wensen’ in op het internet. Binnen 0,28 seconden kreeg ik 5 580 000 internetadressen met antwoorden op die drie wensen op mijn boterham. Ik klikte er eentje aan, en ik las wensen voor een groot huis en een mooie tuin met alles erop en eraan, en ook wensen voor een goede gezondheid, voor geluk, voor een leven zonder stress en zonder moeilijkheden. En ook veel wensen voor meer geld; voor een paar wensers mocht dat zelfs een miljoen zijn of meer. En ook wensen voor een kindje, een hond, een goede vakantie. Kortom, op één enkele pagina las ik een blauwdruk van de wens van de doorsneemens. Maar nergens las ik een wens om een opmerkzame geest om recht te kunnen spreken, en om het onderscheid te kunnen maken tussen goed en kwaad. En dat is precies wat Salomo wél vraagt: een opmerkzame geest en het inzicht in goed en kwaad. Zijn vraag is welgevallig aan God, en ze wordt graag ingewilligd.
Zusters en broeders, wat zijn onze drie wensen? Zijn ze even gewoon menselijk en aards als die welke ik op het internet las? Of gaan ze dieper, zoals die van Salomo? Vragen wij bijvoorbeeld om goede mensen te zijn? En vragen wij om inzet voor het rijk der hemelen? En zouden wij, net als die mensen in de parabel, er alles voor over hebben om het Rijk der hemelen te bezitten? Zouden wij dus vragen om schatten van mensen te worden in de ogen van God en onze medemensen?
Zusters en broeders, ik wens ons allen de wijsheid van Salomo toe om het juiste te wensen. En ik wens ons ook toe dat we schatten van mensen zouden zijn. Christenen dus, die zich inzetten voor het Rijk der hemelen op aarde. Amen.