Bezinning bij / surfen naar:
Zusters en broeders,
Weet je nog, die parabel van een paar weken geleden? Een koning geeft een bruiloftsfeest voor zijn zoon, maar de genodigden willen niet komen. Ten einde raad stuurt de koning zijn dienaren de straat op, die brengen iedereen mee die ze tegenkomen, en zo loopt de zaal toch vol. Maar wanneer de koning ziet dat een van die gasten van het laatste moment geen feestkledij aan heeft, laat hij hem buitenzetten. Nee, zo komt hij er niet in!
Vandaag gaat het weer over een bruiloft, en deze keer komen vijf meisjes er niet in. Jezus schetst in die parabal een heel gewone situatie. Huwelijken werden gearrangeerd, en de bruidegom moest een fikse bruidsschat ophoesten. Daarover werd tot op de laatste dag onderhandeld, en dat kon wel eens uitlopen. Zoals hier dus: de bruidegom arriveert pas midden in de nacht. En wat blijkt? Vijf van de bruidsmeisjes hebben geen olie om hun lampen brandend te houden, en als ze aan de vijf anderen vragen om te delen, worden ze koudweg afgewezen. ‘Als we delen, is er misschien niet genoeg voor ons allen’, zeggen die vijf heel profijtig, en schijnbaar ook heel egoïstisch.
Maar vind je het niet eigenaardig dat Jezus een parabel zou vertellen waarin Hij egoïsme aanprijst? Hij die in woord en daad precies het tegenovergestelde van egoïsme is, en Hij die zegt: ‘Ik heb maar één gebod: Bemin God bovenal en uw naaste zoals uzelf.’ Maar die vijf slimme meisjes lijken toch niet echt veel van hun naaste te houden, want delen? Ha nee, hé, dat niet!
De zaak echter is dat Jezus helemaal geen egoïsme aanprijst. We moeten de parabel immers lezen zoals we de parabel van Lazarus lezen. Niet de Lazarus van de opwekking uit het graf, maar de bedelaar Lazarus, die met zweren overdekt voor de deur van een rijkemanshuis ligt, en die zelfs de kruimels niet krijgt die van de tafel van die rijke mens vallen. Wanneer hij sterft, wordt hij in de schoot van Abraham opgenomen. Enige tijd later sterft ook die rijkaard, en van in het dodenrijk ziet hij hoe goed Lazarus het nu heeft. Hij vraagt aan Abraham of Lazarus zijn vinger even in het water mag dompelen om zijn tong te komen verkoelen, maar Abraham antwoordt: Dat kan niet, want er gaapt een onoverbrugbare kloof tussen u en ons, en niemand kan nog van de ene naar de andere kant komen of gaan.
Die parabel van Lazarus en de rijke is dus een oordeelsparabel, en dat is ook de parabel van de vijf slimme en de vijf domme meisjes. Hij speelt zich af in de eindtijd, wanneer het oordeel valt. De olie in de lampen staat voor wat we kunnen voorleggen, en sommigen kunnen niets voorleggen, zoals vijf van die meisjes. Ze zijn niet waakzaam geweest, zoals Jezus zegt. Ze hebben niet geleefd volgens zijn enige gebod. En ze hebben ook de wijsheid niet waarvan sprake is in de eerste lezing. En onder die wijsheid wordt verstaan: de plaats die God in ons leven heeft gekregen. Die vijf meisjes hebben Hem geen plaats in hun leven geven, dus zijn hun lampen leeg.
Zusters en broeders, deze parabel sluit nauw aan bij Allerheiligen en Allerzielen, en bij de tijd van het jaar. De dagen krimpen, de nacht wordt lang, de natuur gaat in rust of sterft af. Meer dan anders denken we aan de dood, en wellicht rijst daarbij de vraag: En daarna? Voor velen, wellicht voor de meesten, is het antwoord eenvoudig: ‘Geen probleem, want de dood is het einde, en dan volgt het niets. Geen oordeel, geen hemel, geen hel. Alleen maar het niets.’ Maar voor ons, christenen, is de mens geen product met een vervaldatum. Je kent het wel: Ten minste houdbaar tot … Nee, daar geloven wij niet in. Wij geloven niet in het niets, wij kijken verder dan deze wereld, en reiken over het zichtbare heen naar de Onzichtbare, naar God. En wij kunnen ons niet verzoenen met het idee dat het goede even ongezien als het kwade in het niets zou verdwijnen. Dat zou een overwinning zijn van het kwaad, en dat kunnen wij niet geloven. Want wij gaan de weg van Jezus, en die weg gaat over de dood heen naar leven, naar eeuwig leven, want Gods liefde is sterker dan de dood.
‘Wees waakzaam,’ zegt Jezus, ‘want gij kent dag noch uur.’ Laten we dat dus doen: waakzaam zijn, als christenen levend in Gods liefde. En laten we ook goede christenen proberen zijn. Mensen dus die leven naar de woorden en de daden van Christus. Want dat zijn woorden en daden van eeuwig leven. Amen.