Bezinning bij / surfen naar:
Zusters en broeders,
Een herder, laat staan een goede herder: de meesten onder ons kunnen er zich weinig bij voorstellen. Dat is ook niet verwonderlijk: in het bijna volledig verstedelijkte Vlaanderen is er niet echt veel plaats voor herders. In Jezus’ tijd lag dat anders. Herders maakten deel uit van het dagelijkse leven. Denk maar aan de kerstnacht: de eersten die van Jezus’ geboorte op de hoogte werden gebracht, waren herders. Herders zijn ook nadrukkelijk aanwezig in de geschiedenis van het joodse volk: stamvaders en koningen als Abraham, Mozes en David waren herders. En in een van onze psalmen zingen we: ‘God is de herder die waakt over mij.’ Wanneer Jezus zichzelf de goede herder noemt, weten zijn leerlingen dus precies wat Hij bedoelt. En om helemaal zeker te zijn dat ze Hem begrijpen, trekt Hij een duidelijke scheidingslijn tussen een goede herder en een huurling. Deze laatste klopt wel zijn uren, maar hij geeft niet echt om de schapen. Als er gevaar dreigt, denkt hij alleen aan zichzelf en laat hij de schapen in de steek. De goede herder daarentegen heeft alles over voor zijn schapen. Hij besteedt er al zijn tijd, zijn zorg, zijn aandacht aan. Hij wijdt zijn leven aan zijn schapen, Hij geeft er zijn leven voor.
De zondag van de goede herder is ook roepingenzondag. Wellicht denken we daarbij aan de roeping tot geestelijke, hetzij man of vrouw. En misschien denken we ook met enige weemoed terug aan vroeger, toen het leek alsof je priesters maar te zaaien had en de kloosters uit hun voegen barstten. Vandaag moet je bij manier van spreken al een vergrootglas hebben om nog een priester te vinden, en het woord roept veelal het beeld op van een oudere man. Kloosters worden omgebouwd tot culturele centra, en kerken worden auditoria voor muziekuitvoeringen. Roepingenzondag? Roeping tot wat? Roeping van wie?
Het antwoord is: Roeping van allen. Allen worden we uitgenodigd om goede herders te zijn. Mensen dus die in het voetspoor van Jezus willen leven. Je weet wat dit inhoudt: vanuit ons geloof er zijn voor elkaar en voor mensen in nood. Teken zijn van Gods aanwezigheid in deze wereld. En wie we ook zijn, wat ook ons werk is, hoe oud of jong we ook zijn: goede herders zijn we wanneer we Gods ogen en oren, armen en voeten zijn.
Goede herders zijn dus die opvoeders, vaders, moeders, leerkrachten en noem maar op die echt begaan zijn met de kinderen die hun zijn toevertrouwd. Die de kinderen een warme thuis bieden, zodat ze bij hen terechtkunnen met hun geluk en hun verdriet. Goede herders zijn die ondernemers voor wie winst een middel is om aan hun werknemers een eerlijk loon, aan hun klanten kwaliteit, en aan het milieu een niet-vervuilend productieproces te bieden. Goede herders zijn die werknemers die hun werk van harte en gewetensvol uitvoeren. Goede herders zijn mensen uit de zorgsector die gewetensvol en met een hart zo groot als een zonnewiel omgaan met oude en zieke medemensen. En ook buren die elkaar bijstaan, winkeliers en hun personeel, chauffeurs, fotografen, schilders, noem maar op - ik zou alle beroepen kunnen opsommen: iedereen, elke mens is geroepen om een goede herder te zijn, om de wereld leefbaar te maken, om niet alleen voor zichzelf te leven. Om barmhartig, rechtvaardig, zachtmoedig en vredevol te zijn.
Zusters en broeders, in de eerste lezing vat Petrus Jezus in een prachtig beeld samen: hij noemt Hem de hoeksteen. Dat woord zegt ons misschien niet meer zoveel, maar een hoeksteen werd vroeger gebruikt om een gebouw te verstevigen. Wel, laat Jezus inderdaad onze hoeksteen zijn, zodat we een stevig huis kunnen zijn dat een thuis is voor mensen die ons zijn toevertrouwd, en voor alle mensen met wie we omgaan. Laten we goede herders zijn voor elkaar en voor alle mensen, ieder vanuit ons eigen kunnen, met onze kwaliteiten, maar ook met onze gebreken. Laten we teken zijn van Gods aanwezigheid en van zijn goedheid voor alle mensen. In één woord: laten we goede christenen zijn, want dan zijn we meteen ook goede herders. Amen.