Cyclus C Vijftiende zondag door het jaar
- {modal http://www.willibrordbijbel.nl/?Deuteronomium 30,10-14}Deuteronomium 30, 10-14{/modal}
- {modal http://www.willibrordbijbel.nl/?Lucas 10, 25-37}Lucas 10, 25-37{/modal}
Zusters en broeders,
De parabel van de barmhartige Samaritaan is een van de beroemdste parabels die Jezus ooit vertelde. En zoals zo dikwijls is het ook een parabel waarbij we ons de vraag moeten stellen welke rol wij er zelf in zouden spelen.
Zijn we zoals die man die dringend hulp nodig heeft? We hoeven daarvoor niet aangevallen, beroofd of halfdood geslagen te zijn. Maar misschien hebben wij te maken met onrecht, is onze gezondheid een puinhoop, hebben we problemen met ons werk, met onze kinderen of kleinkinderen. Misschien zijn we heel oud, en niet in staat om voor onszelf te zorgen. Misschien hebben we financiƫle problemen, misschien ... er zijn zoveel dingen die verkeerd kunnen gaan. Willen wij daar dan met anderen over spreken? En als we hulp nodig hebben, gaan we daar dan echt naar op zoek? Of horen we bij hen die alles opkroppen, die geen hulp willen krijgen, die bars zijn tegen mensen die willen helpen, tegen verpleegkundigen, tegen mensen die onszelf, ons huis en ons huishouden onderhouden, tegen onze kinderen en kleinkinderen, tegen ik weet niet wie? Even bars als we misschien zijn tegen onze partner als we problemen hebben?
Of zijn we zoals die priester en die leviet? Wat een priester is, weten we, en een leviet, dat is een afstammeling van Levi, de derde zoon van Jacob. Levieten zijn een welvarende aristocratie, en ze beschikken op elk gebied over veel macht. De leviet in dit verhaal kan bijvoorbeeld een belangrijke tempeldienaar zijn. Zowel hij als de priester kennen de wet die zegt: 'Gij zult de Heer uw God beminnen, en uw naaste gelijk uzelf.' Ze weten dus dat ze het slachtoffer moeten helpen, maar beiden gaan ze in een boog om de man heen. Waarom doen ze dat? Waarom willen ze geen hulp bieden? Misschien omdat ze als priester of leviet geen bloed en geen lijk mogen aanraken, want dan zijn ze onrein, en mogen ze geen templeldienst meer verrichten. In dat geval kiezen ze dus voor de zekerheid van een andere wet. En eigenlijk kiezen ze vooral voor zichzelf, voor hun eigen faam, voor hun eigen goede naam. Want wie weet, wat gaan de mensen zeggen als ze ergens aankomen met een gekwetste man. Zijn wij misschien zoals die twee? Als wij iets ergs zien gebeuren, haasten we ons dan ter hulp, of maken we ons integendeel zo snel mogelijk uit de voeten? Want wie weet wat gaan we allemaal moeten doen als we helpen. En hoe reageren we als ons om hulp wordt gevraagd voor Broederlijk Delen, Welzijnszorg, Missiehulp en meer van die dingen? Wie zijn we dan? Die priester en die leviet, of die Samaritaan?
Dat zou mooi zijn. Wellicht kent die Samaritaan de wet van Mozes niet eens, want Samaritanen zijn halve heidenen, die echt niet wakker liggen van de joodse wetten. Ze worden daarom geminacht door de joden. Maar wanneer hij dat slachtoffer ziet liggen, gaat hij er niet in een boog omheen, want anders dan de priester en de leviet is hij niet gebonden aan een verschroeiende wet. Hij is wel gebonden aan zijn hart, aan zijn gezond verstand, aan zijn geweten, en die zeggen: 'Daar ligt een mens in nood, dus die moet geholpen worden.' En helpen doet hij: hij verzorgt zijn wonden, brengt hem naar een herberg waar hij verder voor hem zorgt, betaalt heel wat geld aan de eigenaar om voor hem te blijven zorgen, en bij zijn terugkomst zal hij alles vergoeden wat er te kort was.
Zusters en broeders, met zijn parabel toont Jezus aan dat er geen grenzen zijn aan de naastenliefde. Hij toont ook aan dat de wet kennen niet voldoende is. Nee, we moeten de wet niet alleen kennen, we moeten hem vooral doen. Die Samaritaan kent de wet misschien niet eens, maar hij staat er niet eens bij stil dat die gekwetste man een jood is die hem wellicht niet eens waardeert, omdat hij een Samaritaan is. Hij leeft misschien niet volgens de juiste principes, normen en wetten, maar hij reageert wel heel menselijk, zoals God dat wil. In de eerste lezing hoorden we: 'Gods woord is dicht bij u, in uw mond en in uw hart. Gij kunt het dus volbrengen.' We weten dus zeer goed wat we moeten doen voor mensen in nood, want Gods woord leeft in ons en leeft onder ons. Het is dus goed als we dat woord altijd volgen. Als we helpen waar nood is. Zoals die Samaritaan dat deed. En vooral: zoals Jezus ons voorleefde in woorden en daden.
Zusters en broeders, het is vakantie. We hebben dus tijd om Jezus na te volgen. Om even menselijk te zijn als die Samaritaan. Waarom zouden we wachten? En waarop zouden we wachten? Amen.