Zusters en broeders,
Het zijn pakkende lezingen vandaag. In de eerste lezing sjachert Abraham met God, in het evangelie vraagt een van de leerlingen aan Jezus om hen te leren bidden, en Jezus leert hen, dus ook ons, het Onze Vader bidden. Echt pakkend is dat.
De eerste lezing toont aan dat het verbond van Jahweh-God met Abraham niet beperkt is tot Abraham of Israël, maar dat het alle volkeren aangaat. Daarom komt Abraham dus op voor het lot van de volkeren van Sodom en Gomorra, ook al zijn die niet zo proper en voorbeeldig in de leer en in het leven. Hij speelt daarbij een echt sluwe advocaat, die het spel zelfs niet helemaal eerlijk speelt: het getal 45 bijvoorbeeld vervangt hij listig door het getal 5. In zijn antwoord corrigeert Jahweh hem, maar Hij waardeert Abrahams inzet voor die andere volkeren zozeer dat Hij ingaat op zijn smeken. Abraham sjachert tot hij aan tien rechtvaardigen geraakt, en dan houdt hij ermee op. Misschien vraag je je af waarom hij niet verder bedelt, al ging het zelfs maar om één goede mens. Het antwoord ligt in het feit dat je volgens het joodse geloof met minder dan tien geen dienst kunt hebben in de synagoge, dus heeft het voor Abraham geen zin om nog verder te sjacheren. Het volk wordt immers opgebouwd rond de eredienst van Jahweh-God. Als er geen dienst meer is, is er dus ook geen volk meer.
Wat er ook van zij, Abraham is een voorbeeld van biddend vragen tot het uiterste toe. Hij bidt niet om een kwaal te genezen, maar om een kwaal af te wenden. Ik denk dat wij dat te weinig doen, dat wij vooral beginnen bidden wanneer een kwaal, een ziekte, een ongeval, een kwaad ons al getroffen heeft. Dan moet God het maar oplossen, en als Hij dat volgens ons niet doet, zijn we teleurgesteld, misschien zelfs kwaad. Of nog erger. Misschien zeggen we: ‘Als God me niet wil helpen, moet ik Hem niet meer hebben.’
Veel beter zou zijn als we van ons gebed een dagelijkse gewoonte zouden maken. Het is zo schitterend wat de apostelen aan Jezus vragen: Heer, leer ons bidden. En waarom vragen ze dat? Omdat ze merken dat Jezus zelf elke dag bidt, niet eventjes, maar langdurig en intens. Dat zouden ook wij kunnen doen: elke dag God danken om het leven, om wat we zijn en hebben, om wat we mogen en kunnen. En Hem vragen dat Hij het kwade van ons zou afwenden. Zoals Jezus ons vandaag leert: ‘Verlos ons van het kwade.’ En daarmee bedoelt Hij het kwade dat ons levenspad kruist, dat we in ons dragen, en dat ons bedreigt. ‘Verlos ons daarvan, Heer.’
Jezus leert ons ook eerst bidden om wat God behartigt, en pas daarna voor onszelf. Maar bidden lijkt niet echt in onze natuur en in onze cultuur te liggen, want wij zijn veeleer doeners dan denkers. Misschien ligt zelfs vragend bidden niet echt in ons, want wij willen liever alles zelf doen. Maar Jezus zegt: ‘Vraag en u zal gegeven worden.’ Krijgen we dus wat we vragen? Worden we echt verhoord?
Zusters en broeders, God is liefde, Hij is onze Vader en Moeder, Hij neemt ons liefdevol in de palm van zijn hand, en Hij wil met ons meegaan op de weg van ons leven. Dat is niet altijd zoals we dat zelf zouden willen, dikwijls is het geladen met ellende, met tegenslag, met onbegrijpelijke, kwetsende dingen, met ziekte en dood, en we kunnen God niet dwingen te doen wij willen en van ons af te houden wat we niet willen. Konden we dat wel, dan was er geen God meer, nee, dan waren wijzelf God.
Ik denk dat Jezus op het einde van de evangelietekst van vandaag de kern van het bidden en de kern van ons geloof geeft. Hij zegt tot zijn apostelen, dus ook tot ons: ‘Als gij goede gaven aan uw kinderen weet te geven, hoeveel te meer zal uw Vader in de hemel de heilige Geest geven aan wie Hem erom vraagt.’ Daarin ligt dus wellicht de kern van ons bidden: dat we Gods Geest krijgen. Dikwijls zullen we niet direct krijgen wat we vragen, maar Gods Geest zal over ons komen. Zijn Geest die sterkt en troost, die nieuw licht laat schijnen over de ellende, de miserie die misschien over ons gekomen is. Zijn Geest die ons de kracht geeft om verder te leven, ondanks de pijn die misschien de onze is. Zijn Geest die ons verder en ook dieper laat leven in het spoor van Jezus. Zijn Geest die leert begrijpen wat onbegrijpelijk lijkt, en leert aanvaarden wat onrechtvaardig lijkt, maar het niet is.
Zusters en broeders, laten we vooral nooit ophouden met bidden. Amen.