Zusters en broeders,
Zowel in de eerste lezing als in het evangelie staat de dood centraal. ‘Ik zal uw graven openen’, zegt God de Heer via de profeet Ezechiël in de eerste lezing. En in het evangelie is er een merkwaardig gedrag van Jezus: wanneer de zussen van de ernstig zieke Lazarus naar Hem vragen, gaat Hij pas een paar dagen later op die vraag in. Wanneer Hij vier dagen later in het dorp aankomt, is Lazarus al gestorven, en zeggen zijn beide zussen: ‘Heer, als Gij hier waart geweest, zou mijn broer niet gestorven zijn.’ En als we een beetje nadenken bij die woorden, dan weten we dat ze eigenlijk zeggen: ‘Heer, waarom zijt Gij niet onmiddellijk gekomen? Waarom hebt Gij mijn broer laten sterven?’
Zulke woorden klinken ons heel bekend in de oren. Want in ons eigen leven, in ons gezin, in onze familie, bij vrienden en kennissen maken we het vaak zelf mee: tegenslagen, ziekte, onverwachte dood … het speelt dikwijls een heel sterke rol. En wellicht stellen ook wij meer dan eens de vraag: ‘Heer, waarom zijt Ge niet gekomen toen we U nodig hadden? Heer, als Gij hier geweest waart, was het helemaal anders geweest.’ Want net als de zussen van Lazarus denken we niets van God gehoord of gezien te hebben.
En daarbij rijst de vraag: spreekt God dan echt niet tegen ons? Luistert Hij echt nooit naar wat wij vragen? Nooit, echt nooit? Immers, wie van ons heeft ooit een stem uit de hemel gehoord? Een stem zoals Jezus die hoorde toen Hij gedoopt werd. Een stem die zei: ‘Dit is mijn geliefde Zoon.’ Nee, zo’n stem en zo’n woorden hebben we nog nooit gehoord. Maar misschien zijn we blind en doof voor andere woorden en andere ontmoetingen met God onze Heer. Misschien hebben we weinig of geen aandacht voor al het goede dat we meemaken, en voor alle ontmoetingen die ons leven richting geven. Het goede van de liefde die we kennen en die we krijgen. Van de vrede die de onze is. Van de vriendschap die gelukkig maakt. Van de hulp als we in nood zijn. En van de liefde, de vrede, de vriendschap, de hulp die we zelf kunnen geven en die gelukkig maken. In dat alles spreekt de Heer onze God wél tot ons, maar wellicht hebben we daar te weinig, of helemaal geen aandacht voor.
En God de Heer spreekt ook tot ons door Jezus, in zijn persoon en in zijn woorden en daden. In zijn persoon, want Jezus is de Zoon van God, Hij is de menselijke belichaming van de heilige Drie-eenheid. En zijn woorden en daden zijn woorden en daden van God zelf. En wat zijn die woorden en daden? Dat zijn woorden en daden van nederigheid en zachtmoedigheid, van barmhartigheid en troost, van liefde en vergeving, van vrede en gerechtigheid. Zo spreekt God de Heer tot ons, dat is zijn stem als we echt willen luisteren.
Ook over de dood spreekt Hij tot ons. Dat horen we vandaag zo goed in het evangelie. ‘Uw broer zal verrijzen’, zegt Jezus als antwoord op de vraag van Maria waarom Hij niet vroeger was gekomen. En wat doet Hij? Hij laat Lazarus opstaan uit de dood. En dat is meteen de mooiste, de zuiverste belofte die we kunnen krijgen over leven na de dood. Nee, de dood is niet het einde, de dood is de overgang naar eeuwig leven.
Zusters en broeders, God de Heer die ons in de steek zou laten, die niet zou luisteren naar wat we vragen? God de Heer die ons zou vergeten? Deze week las ik in Kerk en Leven in dat verband een aangrijpende getuigenis van paus Franciscus. Hij zei: ’Bovenal weet ik dat de Heer zich mij herinnert. Ik kan Hem vergeten, maar Hij mij vergeten? Neen, Hij vergeet me nooit.’ Dat zegt onze lieve paus, en dat weten we: dat God ook ons nooit zal vergeten. Zoals Hij niemand vergeet, want allen zijn we zijn schepselen, zijn kinderen. Zoals Hij ook nooit zal nalaten te luisteren naar ons smeken en onze beden. Zoals Hij tot ons blijft spreken in zijn liefde en zijn vrede. Tot in zijn eeuwigheid. Amen.