Zusters en broeders,
We horen vandaag in de lezingen twee parabels, en ze gaan allebei over de wijngaard. En met die wijngaard gaat het niet zo goed. In de eerste lezing breng hij alleen maar wilde vruchten voort, en in het evangelie worden eerst de dienaren, en daarna de zoon van de eigenaar vermoord. Maar wat moeten we verstaan onder die wijngaard?
Wel, die wijngaard slaat zowel op onszelf als op onze aarde en onze wereld, en die hebben we in bruikleen gekregen van de Heer onze God. Hij nodigt ons uit om goed te werken op zijn aarde, en om zijn wereld mooi te maken, en bewoonbaar voor iedereen. Hij laat ons daarbij niet in de steek, maar omringt ons met zijn beste zorg. Hij gaf ons kennis en talent om er het beste van te maken, en Hij zond ons profeten en zelfs zijn Zoon Jezus om ons de weg te wijzen.
Maar wat wij ervan terechtgebracht hebben, lijkt niet altijd heel mooi en heel positief. Want de mens heeft zijn kennis en zijn talent niet alleen gebruikt om de aarde mooier te maken en de mensheid te verbeteren en te beschermen, maar ook, en misschien nog meer, om wapens en allerlei andere vreselijke dingen te maken waarmee hij kan moorden en vernietigen. Hij is dus zeker niet altijd de weg van Jezus gegaan, de weg van liefde en vrede, van solidariteit met kansarmen, zieken en mensen in nood. Nee, heel dikwijls is hij zijn eigen weg gegaan, tegen Jezus’ wegen in, zodat werken in en aan Gods wijngaard helemaal niet vanzelfsprekend was en is.
In de eerste lezing horen we wat daarvan het gevolg is. De wijngaard breng alleen maar wilde vruchten voort, hij wordt kaalgevreten en platgetrapt, hij verwildert, en distels en doornen verdringen de wijnranken. In die lezing lijkt het erop alsof God zelf zijn wijngaard zo wil toetakelen, maar dat is natuurlijk niet zo. Want God is geen beul en geen wraakzuchtige straffer, integendeel, God is liefde, en Hij is ontzettend geduldig en eindeloos goed. Die verwilderde wijngaard is dus helemaal niet het gevolg van zijn wraak, maar niet anders dan een beeld van wat wij, mensen, van onze wereld gemaakt hebben en nog altijd maken. We moeten maar om ons heen kijken om te zien welke vruchten de mens voortbrengt wanneer hij zijn eigen weg gaat. Dan zien we angstwekkende milieuvervuiling brandende bossen en stinkende rivieren. Dan zien we armoede, ondervoeding, ongeneeslijke ziekten. Dan zien we verwoeste steden en dorpen, en miljoenen mensen op de vlucht. Dan zien we in de voorbije eeuw oorlogen met tientallen miljoenen doden en totaal verwoeste landen. Dan zien we vandaag moslimfundamentalisten die Gods naam misbruiken om christenen, andersgelovigen en andersdenkenden te vermoorden, dorpen en steden plat te branden, miljoenen mensen op de vlucht te drijven, en eindeloos te genieten van hun eigen wreedheid. In naam van god. Hun eigen god, die zijzelf zijn.
Zusters en broeders, door de eeuwen heen heeft God aan de mens gevraagd dat hij zou meewerken in zijn wijngaard. Hij heeft zijn schepping in de handen van de mens gelegd. En Hij vraagt aan de mens dat hij de vruchten van zijn werk niet alleen voor zichzelf zou houden, maar dat hij naar het voorbeeld van Jezus zou breken en delen. Zoals altijd moeten wij ons dus afvragen waar wijzelf staan in dit verhaal en in Gods vraag. Leven wij alleen voor onszelf, voor ons eigen genot en ons eigen bezit, of willen we er zijn voor elkaar, en zeker voor mensen in nood? Zijn we alleen met onszelf, ons eigen leven en ons eigen bezit bezig, of willen we in zijn wijngaard werken zoals Jezus ons dat heeft geleerd? Dus niet alleen voor onszelf, maar als mens onder en voor andere mensen. Laten we daar goed over nadenken, en in ons antwoord proberen Jezus’ wegen te gaan. Amen.