Jaar 2014-2015 Cyclus B

 

Zusters en broeders,

Heb je ook de indruk dat we leven in een tijd van altijd maar meer en groter, en nog meer en nog groter? Meer macht, meer succes, meer winst, groter inkomen, grotere auto, meer vakantie, meer dit en groter dat. Voetbalspelers die honderdduizend, en zangers die een half miljoen euro per maand verdienen, bedrijfsleiders die daar dik boven zitten, bankiers die zichzelf op meer dan een miljard trakteren. Alles meer, alles groter, het kan niet meer stuk.

Hoe anders klinken de lezingen van vandaag. ‘Ik zal een twijgje plukken en het op een berg planten’, zegt God de Heer bij monde van de profeet Ezechiël. En dat kleine twijgje zal een boom worden waarin alle vogels kunnen nestelen. Er is dus geen sprake van meer en groter, maar van dienstbaarheid en hulp. Die boom is er niet voor zichzelf, maar om aan anderen plaats en schaduw te bieden. In het evangelie vertelt Jezus juist hetzelfde in zijn parabel van het mosterdzaadje. Er is helemaal geen sprake van groot, integendeel, ‘het is het allerkleinste zaadje op aarde’, zegt Jezus, maar het zal zo groeien dat vogels in zijn schaduw kunnen  nestelen. In de andere parabel zegt Jezus zeer uitdrukkelijk dat het graan groeit omdat de aarde uit eigen kracht vruchten voortbrengt. Dus niet omdat de mens het wil, maar uit eigen kracht.

Het zijn heel andere beelden dan wat we vandaag meemaken. Het gaat immers niet om groot en nog groter, en veel en nog meer, maar om nederigheid en dienstbaarheid.  Wij mensen moeten niet denken dat wij alles kunnen, en dat zonder ons niets kan. ‘De aarde kan niets en de anderen kunnen niets’, zo oordelen wij dikwijls vol zelfoverschatting. Maar de aarde is tot alles in staat, uit eigen kracht. De kracht van regen en van water, van warmte en zon, van licht en lucht. En over onze medemensen moeten we niet oordelen dat ze te klein, te jong, te oud, niet knap genoeg zijn voor dit en voor dat, want iedere mens heeft zijn eigen willen en kunnen.

Maar geven wij kansen aan onze medemensen? Zijn wij zoals dat mosterdzaadje, dat rust en hulp en genegenheid kan bieden? Kunnen wij geloven dat het Rijk van God een klein plantje is dat wortel schiet bij kleine mensen? En dat zijn mensen die niet denken aan groter en aan meer. Dat zijn mensen die kunnen luisteren naar God, die kunnen bidden, die aan God kunnen vragen dat Hij hen zou bijstaan in tijden van nood en ellende. En dat zijn ook mensen die blijven geloven dat God hen nooit in de steek zal laten. Zijn wij zulke mensen? Kunnen wij leven in de kleinheid, maar ook in de vastheid van ons vertrouwen in Hem die onze Vader en Moeder is?

Zusters en broeders, waar staan wij en waar staat onze Kerk in deze prachtige parabels? Eeuwenlang heeft onze Kerk gestreefd naar rijkdom en naar macht, en is ze vergeten het twijgje en het zaadje te zijn in de handen van God. Vandaag zegt onze goede paus Franciscus: ‘Ik droom van een Kerk die moeder is en tegelijk herderin.’ Geen rijke, machtige en trotse dame, maar een goede moeder die er wil zijn voor iedereen, zeker voor de kleinen, de armen, de mensen in nood. Helemaal naar het voorbeeld van Jezus. En wij? Waar staan wij in die parabels van Jezus? Proberen ook wij rust te bieden aan medemensen die met moeite door het leven gaan? En zijn wij nederigheid genoeg om onze kleinheid te herkennen en niet altijd voor groter en meer te gaan?

Moge de Heer, moge Jezus ons daarbij helpen. Amen.       

 

Download dit document in Word-formaat

Intekenen voor de wekelijkse overwegingen

captcha