Zusters en broeders,
Vorige week zette Johannes de Doper zijn toehoorders aan tot een ‘doop van bekering tot vergeving van de zonden’, en hij voegde daaraan toe: ‘Bereid de weg van de Heer, maak zijn paden recht.’ Zijn woorden maakten indruk, want veel mensen kwamen naar hem toe om zich te laten dopen en hem te vragen wat ze moesten doen. Niet alleen mensen van alledag, maar ook tollenaars en soldaten. En tollenaars: dat waren toch die belastingambtenaren die met de Romeinse bezetter meewerkten, collaborateurs dus, die dikwijls misbruik maakten van hun macht? En soldaten: dat waren toch de mannen die instonden voor de onderdrukking van het volk door de Romeinse bezetter? En toch vroegen ook zij: ‘Wat moeten wij doen?’ Ook zij wilden dus een betere weg gaan. En allen kregen ze een gelijkaardig antwoord: ze moesten eerlijk zijn, delen met anderen en hun macht niet misbruiken.
Nu kunnen we ons afvragen: horen ook wij bij die mensen? Wie we ook zijn, welk beroep we ook uitoefenen, of we nu macht hebben of niet, arbeider zijn of bediende, winkelier of ondernemer, jong of oud, arm of rijk: wie we ook zijn, vragen ook wij aan Johannes: Wat moeten we doen? Willen ook wij een antwoord krijgen dat ons de weg aanwijst? Een weg die de weg van de Heer bereidt en zijn paden recht maakt, zoals Johannes zegt. Of gaan we liever onze eigen weg, een weg van vaak verre omwegen langs onbekende, misschien zelfs duistere paden. Net of we van Brussel naar Parijs zouden gaan, niet langs de directe weg die onze gps ons aanwijst, maar langs ik weet niet welke omwegen die we niet eens kennen, maar die ons hopelijk in Luxemburg zullen brengen, want daar is de benzine een beetje goedkoper dan langs de directe weg. Zijn we misschien zulke mensen? Mensen van onbekende en verborgen paden die ons alleen maar naar ons eigen voordeel brengen?
Of menen we het echt wanneer we vragen wat we moeten doen? En gaan we dan de weg die ons aangewezen wordt? De weg van de wereld leefbaar maken voor iedereen. Van niet op te potten wat we te veel hebben, maar te delen met mensen in nood. Van de aarde niet kapot te maken om rijker te worden. Van niemand uit te buiten. Gaan we echt die weg? En zijn we, zoals Johannes de Doper, ook nederig genoeg om onszelf niet op de voorgrond te plaatsen? Velen die zich door hem laten dopen vragen zich af of hij misschien de Messias is naar wie het hele volk vol verwachting uitkijkt, maar ondanks zijn succes denkt hij er zelfs niet aan zichzelf te verheerlijken. ‘Nee, ik ben het niet’, antwoordt hij resoluut, ‘ik doop u met water, maar er komt Iemand die u zal dopen met de Heilige Geest en met vuur. Ik ben niet eens waardig de riem van zijn sandalen los te maken.’ Zijn wij even nederig als Johannes, of gaan we integendeel maar al te graag in het licht van de zelfverheerlijking staan?
Zusters en broeders, vandaag is het de derde zondag van de advent, en dat is niet alleen een zondag van verlangen naar de Heer, maar ook een zondag van Welzijnszorg. ‘Samen tegen armoede, op zoek naar een toekomst zonder armoede’ is de oproep, en die ligt helemaal in de lijn van wat Johannes voorhoudt: delen, niet uitbuiten, geen misbruik. De weg die Jezus ons is voorgegaan, Hij die ons doopte met de Heilige Geest en met vuur. De Geest en het vuur van Gods liefde. Laten we die weg gaan. Daarvoor moeten we niet in ons eentje Welzijnszorg proberen spelen, maar wel mensen en initiatieven steunen die zich inzetten voor mensen met problemen, mensen met beperkingen, mensen zonder toekomst, mensen in nood. Hen helpen, er niet alleen zijn voor onszelf maar ook voor onze medemensen, dat is de weg van de bekering, en zo bereiden we de weg van de Heer en maken we zijn paden recht.
Dat is ook de weg waartoe we in dit kerkelijk jaar uitdrukkelijk opgeroepen worden. Vorige dinsdag, 8 december, op het Hoogfeest van Maria Onbevlekte Ontvangenis, opende onze goede paus Franciscus in Sint-Pieters in Rome symbolisch de deur van het Heilig Jaar van de Barmhartigheid. Vandaag zal er wereldwijd in de kathedraal van elk bisdom en in elke pelgrimskerk zo’n symbolische heilige deur van barmhartigheid geopend worden. En die barmhartigheid is niet alleen de barmhartigheid die we krijgen van onze algoede God, maar ook de barmhartigheid die we zelf geven aan onze medemensen. ‘Gelukkig de barmhartigen, want zij zullen barmhartigheid ondervinden’, zegt Jezus in zijn Bergrede. Laten we dus barmhartig zijn voor onze medemensen, zeker voor onze medemensen in nood. Even barmhartig als God de Heer is voor ieder van ons. Zodat we de weg van de Heer bereiden en zijn paden recht maken. Amen.