Zusters en broeders,
Wat we hoorden in de eerste lezing lijkt wel over vandaag te gaan. Of over gisteren of eergisteren, of over nog andere tijden. Eigenlijk over alle tijden. Het gaat immers over meningsverschillen onder de eerste christenen, en die zijn er altijd geweest. In dit geval eisen joodse christenen dat niet-joden zich aan de joodse wet onderwerpen, want anders wacht hun geen redding. Met andere woorden, ze kunnen geen christen zijn als ze de joodse wet niet volgen, maar de zogenaamde heidenen voelen niets voor zo’n verplichting.
Het gaat dus om tegenstrijdigheden tussen mensen met hetzelfde geloof, en dat kennen we, niet alleen als christen, maar als mens in zijn geheel. Want elke mens is een individu met een eigen persoonlijkheid, met eigen gevoelens, eigen verlangens, eigen meningen, eigen interpretaties, en ga nog maar een beetje door met opsommingen, want we zijn in immens veel richtingen ons eigen ik. Dat is ons aangeboren, en het leidt dikwijls tot spanningen en tegenstrijdigheden, dus moeten we proberen het te verzoenen met onze medemensen.
Dat is niet altijd gemakkelijk. Het komt er immers op neer dat we moeten aanvaarden dat onze waarheid niet dé waarheid is, dat onze gevoelens niet de enig mogelijke gevoelens zijn en dat onze overtuigingen in tegenspraak kunnen zijn met die van anderen. We moeten dus kunnen verzoenen wat tegenstrijdig en vijandig is of lijkt, samenbrengen wat verdeeld is, bedaren wat opvliegend is, en goedmaken wat fout loopt. Als we dat niet doen, botsen we met onze verlangens naar liefde en genegenheid, warmte en geluk, respect en gemeenschap.
Met die problematiek worden dus ook de eerste christenen geconfronteerd. En wat doen ze? Ze plegen gemeenschappelijk overleg met de apostelen, en die zeggen iets fantastisch, namelijk: ‘De heilige Geest en wij hebben besloten …’. Dus niet: ‘Wij hebben besloten.’ Dat sluit volledig aan bij wat Jezus beloofd heeft. ‘De heilige Geest die de Vader in mijn naam zal zenden, zal u alles leren en u alles in herinnering brengen wat Ik u gezegd heb,’ belooft Hij in het evangelie. En het is naar die Geest dat de apostelen luisteren.
Heeft onze Kerk dat ook altijd gedaan: samenwerken met de heilige Geest, en naar Hem luisteren, of heeft ze heel dikwijls haar eigen wetmatigheid verkondigd en opgelegd? En wij? Doen we liever ons eigen ding, of luisteren wij naar Jezus’ Geest die ons herinnert aan wat Jezus gezegd heeft?
En wat heeft Hij gezegd? ‘Als iemand mij liefheeft, zal Hij mijn woord onderhouden, en mijn Vader en Ik zullen tot hem komen en verblijf bij hem nemen.’ En Hij zegt ook: ‘Vrede laat Ik u na; mijn vrede geef ik u.’ Hij zegt niet: ‘Ik wens u vrede. Wel: ‘Ik geef u mijn vrede.’ En Hij zegt ook: ‘Wie Mij niet liefheeft, onderhoudt mijn woorden niet.’
We kennen de woorden van Jezus. Dat zijn liefde, vrede, vergeving, trouw, barmhartigheid, en nog meer van die heerlijke dingen die van het leven een hemel op aarde maken als mensen ernaar leven. En we zien ook wat er gebeurt als die woorden niet onderhouden worden. Dan groeit er een enorm egoïsme en een immens gevoel van ‘ikke en de rest kan stikken’. Dan zegevieren onverschilligheid en ieder voor zich. Dan worden vijandschap, wreedheid, plundering en moord verheerlijkt. Dan heerst er een angstaanjagend gevoel van onveiligheid.
Zusters en broeders, het zijn geen woorden, maar het is de werkelijkheid van elke dag. We weten dat. Vandaag oogt onze wereld niet aangenaam om in te leven, niet veilig om in te reizen, niet mooi in menselijke verhoudingen. De reden daarvan is dat velen weigeren te leven naar Jezus’ woorden, en samen te werken met zijn Geest van liefde en vrede. Als christen kunnen en mogen we niet zo zijn, want dan zijn we geen christen meer. Het lukt ons niet altijd om te leven naar Jezus’ woorden en samen te werken met zijn Geest, maar we mogen nooit opgeven te proberen dat wél te doen. Want alleen dan zullen we de vrede vinden die Hij ons gegeven heeft, en zal onze wereld een wereld van hoop, van liefde en van vrede worden, zoals God hem bij de schepping heeft gewild. Amen.