Zusters en broeders,
Christus, Koning van het heelal, dat is het feest dat we vandaag vieren. En hoezeer Christus die Koning is, heeft wellicht niemand ooit beter verwoord dan Paulus in de eerste (tweede) lezing, een fragment uit zijn brief aan de Kolossenzen. Hij zingt de lof over het koninkrijk van Gods geliefde Zoon. Hij heeft ons bevrijd, en door Hem zijn onze zonden vergeven. Hij is de Eerstgeborene in wie alle geschapen is in de hemel, op aarde en in het heelal. In Hem heeft God willen wonen in heel zijn volheid, en door zijn bloed, aan het kruis vergoten, heeft God zich met alles verzoend.
Zo is het dus gegaan met de Koning van het heelal: Hij heeft zijn bloed vergoten aan het kruis. Het klinkt onbegrijpelijk: Gods Eerstgeborene, de Koning van het heelal, die gekruisigd wordt, en zo komt het ook tot uiting in het evangelie. Daarin geeft de evangelist Lucas een harde weergave van Jezus’ dood, en hij aarzelt daarbij niet een tafereel te schetsen dat zich direct voor onze ogen lijkt af te spelen. Hoe de ambtenaren die Hem zijn vreselijke dood hebben aangedaan spottend zeggen: ‘Anderen heeft Hij gered. Laat Hij zichzelf eens redden als Hij de Messias van God is, de Uitverkorene.’ En de soldaten die Hem uitlachen: ‘Als Gij de koning van de joden zijt, red dan Uzelf,’ spotten ze.
Wat de ambtenaren en de soldaten niet beseffen, is dat zij de kern, het wezen zelf van Jezus’ bestaan ten volle uit verwoorden. ‘Koning van de joden’ noemen de soldaten Hem spottend, en dat is wat Pilatus Hem gevraagd heeft toen Hij voor hem was gesleept: of Hij de koning van de joden was. Waarop Jezus antwoordt: ‘Mijn koningschap is niet van deze wereld.’ Want Hij is helemaal geen koning die gewapend en te paard ten strijde trekt om volkeren te onderwerpen, maar een Koning die Gods liefde openbaart. Daarbij heeft Hij inderdaad anderen gered, niet Zichzelf. En die anderen, dat zijn de uitgestotenen voor wie niemand aandacht heeft. Dat zijn de armen die niet geholpen, maar uitgebuit worden. Dat zijn de zieken die geminacht worden omdat ze hulp nodig hebben. Dat zijn zij die door duivels van hebzucht, hoogmoed en zelfverblinding bezeten zijn. Dat zijn ook zij die verkeerde dingen hebben gedaan en daar misschien berouw over hebben, zoals de moordenaar naast Hem aan het kruis. Zelfs in zijn doodsstrijd denkt Jezus niet aan Zichzelf, maar aan zijn medemensen. ‘Vandaag nog zult gij met Mij in het paradijs zijn’, belooft Hij die berouwvolle moordenaar. Om dat alles was Hij de Messias: niet om Zichzelf te verheffen, niet om Zichzelf te redden, maar voor de verkondiging en de beleving van het Rijk Gods. Van dat Rijk was en is Hij Koning: dat Rijk van liefde, van vrede, van gerechtigheid, van barmhartigheid.
Zoals altijd moeten wij ons afvragen waar wij staan in het verhaal, wie wij zijn en hoe wij zijn. Spiegelen wij ons aan Jezus, of is ons koningschap integendeel wél van deze wereld? Ons koningschap van eigenbelang en bezitsdrang, zodat we geen oog hebben voor de noden van onze medemensen. Nood die we elke dag zien groeien door ziekte, door ongeval, door tegenslag, door werkverlies. Ons koningschap van alleen maar aandacht voor winst en goedkoop, ook al zijn die winst en die goedkoopheid alleen maar mogelijk door kinderarbeid, hongerlonen en dodelijke natuurvervuiling in arme landen. Ons koningschap van zelfverblinding en egoïsme, zodat we de ellende in de wereld niet kunnen of niet willen zien. De ellende van de oorlogen en burgeroorlogen, van barbaarse wreedheid, van moord en doodslag. Van miljoenen radeloze vluchtelingen op zoek naar een waardig leven. Zijn we bereid voor die mensen op te komen? En hebben we er ooit aan gedacht dat ook onze ouders en grootouders misschien vluchtelingen waren in de beide wereldoorlogen, en dat ze op de hulp van anderen moesten rekenen? Of staat ons koningschap van onze eigen zorgen, onze eigen grootheid, onze eigen drang naar altijd maar meer bezit en nog meer overconsumptie dit alles in de weg?
Zusters en broeders, laten we proberen ons te spiegelen aan het koningschap van Jezus, Hij die was en is de Koning van het heelal. De Koning van Gods liefde die Hij als mens belichaamt. De Koning van Gods vrede. De Koning van Gods barmhartigheid. Laten we proberen zijn weg te gaan, zodat wij en onze medemensen mogen leven in het paradijs van zijn liefde en vrede. Amen.