- Eerste lezing: Jesaja 62, 1-5
- Evangelie: Johannes 2, 1-12
‘Zoals een jongeman een meisje tot vrouw neemt, en zoals een bruidegom zich verheugt over zijn bruid, zo zal God zich over u verheugen.’
Zusters en broeders, zo klinken de laatste woorden in de eerste lezing, en dat zijn woorden met een heel duidelijke boodschap: God heeft de mensen zo lief als een bruidegom zijn bruid. Vanuit die zekerheid moeten we ook het evangelie over de bruiloft in Kana lezen. Dat is dus geen verhaal over het onvoorstelbare wonder waarmee Jezus zijn openbaar leven begint, maar een verhaal over Gods eindeloze liefde, die is als zes overvolle vaten heerlijke wijn op een bruiloftsfeest. En in dat verhaal staan Maria, Jezus en de dienaren centraal. ‘Doe maar wat Hij zegt’, zegt Maria tegen de dienaren. Dus vullen ze zes kruiken van elk zo’n honderd liter met water, en dat water verandert in wijn. Niet zomaar wijn, maar uitstekende en heerlijke wijn, symbool van Gods eindeloze liefde.
‘Doe maar wat Hij zegt’, zegt Maria ook tegen ons. Hebben wij hetzelfde geloof en dezelfde inzet als die dienaren? Doen wij echt wat Jezus zegt? Zetten wij ons dus echt in voor zijn Boodschap? En zijn onze vaten ook zo overvol? Wordt het water in onze vaten ook bijzonder goede wijn omdat we doen wat Jezus zegt, en zijn wij daardoor een teken van Gods overvloedige liefde?
Is een van onze vaten dus een vat vol liefde voor God, voor onszelf en voor elkaar? Houden we echt van God zoals Hij van ons houdt? Houden we ook genoeg van onszelf, zodat we overschot hebben om ook van onze medemensen te houden? En die medemensen zijn niet alleen ons gezin en onze familie, maar ook onze buren, onze gemeenschap, alle mensen, waar ook ter wereld.
En is ons tweede vat gevuld met inzet voor wat goed en eerlijk is, en ook inzet voor mensen in nood, of is het enkel gevuld met egoïsme en eigenbelang, en met inzet voor onszelf, ons bezit, ons plezier, onze rijkdom, onze weelde?
En ons derde vat: is dat gevuld met nederigheid en zachtmoedigheid, of zijn we dikke nekken die overtuigd zijn van ons eigen groot gelijk, en die voor niets of niemand uit de weg gaan? Zijn we zachtmoedig tegenover onze medemensen, zoals God zachtmoedig is tegenover ons, of zijn we keihard in heel ons doen en denken?
En is het vierde vat gevuld met begrip voor mensen van een ander ras, een andere cultuur, een andere kleur, een andere aard, of is het zo gevuld met oordeel dat we altijd klaar staan met veroordeling? Aanvaarden we dat anderen anders leven, anders denken, anders werken, gewoon anders zijn dan wijzelf, of is onze keuze direct gemaakt? Een keuze van ‘Nee, die man, die vrouw, die vreemdeling, die dit, die dat moet ik niet hebben.’
En hebben we ook een vat vol geduld, vergeving en barmhartigheid? Geduld om veel te dragen, en goedertierenheid om niet boos te worden om de traagheid van anderen, en om het anders zijn en anders doen van anderen. Kunnen we onze eigen fouten vergeven, en zijn we barmhartig genoeg om ook de fouten van anderen te vergeven? Niet zomaar een beetje vergeven, maar vergeven zoals God ons vergeeft.
En is ons zesde vat gevuld met vrede en gerechtigheid? De vrede van de Heer, vrede met onszelf, ons gezin, onze omgeving. Of zijn we voor het minste boos en maken we liever ruzie dan iets respectvol uit te praten of in stilte te verwerken? Zetten we ons in voor gerechtigheid in de wereld en in onze omgeving, of is gerechtigheid een woord dat niet in ons woordenboek voorkomt?
Zusters en broeders, De bruiloft van Kana is een geweldig feest van de oneindige goedheid van God onze Heer. Een bruiloftsfeest, met Jezus als Schenker van Gods overvloed van liefde en vrede, vergeving en barmhartigheid. Op dat feest zijn ook wij uitgenodigd, en zegt Maria ook tegen ons: ‘Doe maar wat Hij zegt.’ Laten we ons inspannen om dat inderdaad te doen, net zoals die dienaren. Laten we dus echt doen wat Jezus zegt, opdat ook wij overvolle schenkers worden van Gods overvloedige liefde. Dan zal Hij zich over ons verheugen als een bruidegom over zijn bruid. Amen.