- Eerste lezing: Jeremias 17, 5-8
- Evangelie: Lucas 6, 17.20-26
‘Vervloekt is hij die op mensen vertrouwt.’ ‘Zalig gij die arm zijt, die honger lijdt, die weent, die gehaat wordt.’ Wee u die rijk zijt, die verzadigd zijt, die lacht, over wie met lof wordt gesproken.’
Zusters en broeders, het klinkt allesbehalve vriendelijk wat we vandaag horen, maar die uitspraken hebben allemaal één ding gemeen: ze gaan direct of indirect over het zoeken naar geluk. Dat is een vaste waarde in ons leven: iedereen is op zijn eigen manier op zoek naar geluk. Hoe belangrijk dat is hebben we begin januari ondervonden: we wensten elkaar Gelukkig Nieuwjaar, en zo goed als zeker werd daaraan toegevoegd: ‘en een goede gezondheid, want dat is het belangrijkste, de rest komt wel vanzelf.’ En die rest is geluk in de liefde, in welvaart, in comfort. Geluk in alles.
Precies daarmee hangen die onvriendelijke uitspraken dus samen. In de eerste lezing vervloekt Jesaja hen die alleen op mensen vertrouwen en zich afkeren van God. De gevolgen daarvan horen we in het evangelie: die mensen kunnen geen geluk hebben, want ze missen het Rijk van God, en dat is het Rijk van liefde en vrede. Ze zijn alleen op zichzelf gericht, en dat maakt hen arm. Niet arm op materieel gebied, maar arm op menselijk gebied, want ze missen elk contact met hun medemensen. Ze horen dus bij de mensen over wie Jezus zegt: ‘Wee u, rijken, want wat u vertroost hebt gij al gevonden.’ Die wee-uitspraken zijn dus geen veroordelingen, maar uitspraken van meevoelen en medelijden, want al die wee-mensen hebben wel bereikt wat ze verlangen - hun rijkdom, hun plezier, hun genot, hun overvloed - maar wat blijft er over? Waar kunnen ze nog naar verlangen? Ze zijn als ‘een kale struik in de steppe’, en ze zullen nooit meer vrucht dragen, zegt Jesaja in de eerste lezing.
Hoe anders zijn de armen, ‘want aan hen behoort het Rijk van God’, zegt Jezus. En het gaat hier echt niet om mensen die zo arm zijn dat ze de dagen niet aan elkaar kunnen knopen, maar om mensen die arm zijn aan egoïsme, aan eigenbelang, aan ikke en de rest kan stikken. Wie daarin arm is, heeft tijd voor God en voor zijn medemensen, heeft honger naar het Rijk van God, en weent van verdriet omdat dit Rijk bijlange niet nabij is. En wie meewerkt aan dat Rijk, wordt daar dikwijls om gehaat, vervolgd, verbannen, vermoord. Net zoals Jezus, en dat is ook vandaag de werkelijkheid. In onnoemelijk veel landen worden christenen vervolgd, verbannen en vermoord. Niet omdat ze haat uitdragen en misdrijven begaan, maar omdat ze liefde en vrede, gelijkheid en broederlijkheid nastreven. Zij zijn geen kale struik in de steppe, maar een boom aan de rivier die altijd groen blijft en altijd vrucht zal dragen, zegt Jesaja.
Moeten wij nu ons streven naar welvaart en comfort afzweren? Nee, dat moeten we zeker niet doen, want als we niets meer hebben, kunnen we ook niets meer delen met anderen. Maar we moeten wel beseffen dat dit niet het doel van ons leven kan zijn. Spijtig genoeg leven we in een wereld waarin dat meer en meer wél het geval is, en we zien de gevolgen van die cultuur van de hebzucht. We zien oorlog en burgeroorlog, miljoenen vluchtelingen, mensenhandel, zelfs ronduit slavernij. We zien uitgemergelde arbeiders en kinderarbeiders die tegen schandalige hongerlonen voor ons comfort moeten werken. We zien vreselijk onderdrukte en misbruikte vrouwen en kinderen. We zien een op hol geslagen klimaat en een onleefbaar milieu. Eigenlijk zien we wat er gebeurt als zovelen God helemaal niet meer nodig hebben, zelfs niet meer willen weten van zijn bestaan, en zeker niet naar Hem willen luisteren, want als ze dat wel doen, moeten ze rekening houden met de wereld en met hun medemensen, mogen ze niet meer uitbuiten, niet verkrachten, niet onderdrukken, niet uitmoorden. Integendeel, dan moeten ze houden van, en breken en delen.
Zusters en broeders, in zo’n vaak mens- en milieuonvriendelijke wereld leven wij, en moeten wij een keuze maken. Kiezen wij ervoor om een kale struik te zijn in de steppe, en om zo rijk te zijn dat we alles al gekregen hebben, zodat we arm zijn van verlangen naar liefde en vrede, of willen we een boom zijn aan de rivier die altijd vrucht draagt? De vrucht van geloof, van hoop, van liefde, van oprecht geluk, van breken en delen in Gods naam. Aan ons de keuze. Amen.