Jaar 2018-2019 Cyclus C
  • Eerste lezingGalaten 5, 1.13-18
  • EvangelieLucas 9, 51-62

‘Voor de vrijheid heeft Christus ons gemaakt. Gij werdt geroepen om vrije mensen te zijn.’

Zusters en broeders, dat zegt Paulus in de eerste (tweede) lezing, en het spreekt ons zeker aan. Want vrij zijn, niet afhankelijk van anderen, is echt wel ons ding. Maar zijn we echt zo vrij als we willen en wellicht ook denken? Zijn we niet dikwijls afhankelijk, misschien niet van anderen, maar toch afhankelijk. Bijvoorbeeld van comfort: zouden wij zonder enig comfort kunnen en willen leven, zoals honderden miljoenen mensen in Afrika, Azië, Latijns-Amerika en zelfs in ons eigen land dat moeten doen? Mensen zonder huis of thuis, die op straat moeten leven van wat ze krijgen. Zijn wij echt vrij van consumptie, of moeten we alles hebben wat binnen handbereik is. Zijn wij vrij van onze auto, onze fiets, onze tv, onze computer? Kunnen wij ons een leven voorstellen zonder onze gsm? Kunnen kinderen leven zonder games? We zien het elke dag om ons heen: mensen, ook ouders en kinderen, die geen woord tegen elkaar zeggen, want ze zijn met hun smartphone bezig. Ze zijn er echt aan verslaafd. Ze zijn dus helemaal niet vrij. En zo kunnen we nog een hele tijd doorgaan, en ons afvragen in hoever wijzelf vrij zijn van geld en bezit, van obsessies en bezitsdrang, zelfs van gierigheid en frustraties.

Nochtans: ‘Voor de vrijheid heeft Christus ons gemaakt’, zegt Paulus. We zijn dus ‘geroepen om vrije mensen te zijn.’ Mooie woorden zijn dat van Paulus, maar blijven het niet meer woorden dan werkelijkheid? Wijst Jezus ons inderdaad de weg naar vrijheid aan? We weten dat het niet altijd prettig is wat Hij zegt. Zoals  vandaag in het evangelie. Tot iemand die Hem wil volgen, zegt Hij: ‘De vossen hebben holen en de vogels hun nesten, maar de Mensenzoon heeft niets waar Hij zijn hoofd op kan laten rusten.’ En tegen iemand anders zegt Hij:‘Volg Mij’, en wanneer die vraagt of hij eerst zijn vader mag begraven, antwoordt Hij: ‘Laat de doden hun doden begraven.’ En tegen nog iemand anders die eerst afscheid wil nemen van zijn huisgenoten, zegt Hij: ‘Wie de hand aan de ploeg slaat, maar omziet naar wat achter hem ligt, is ongeschikt voor het Koninkrijk van God.’

Het klinkt inderdaad niet prettig wat Jezus hier zegt, en wellicht zijn het woorden die we liever niet horen, maar als we weten wat Jezus bedoelt, is het helemaal niet meer onvriendelijk. Wanneer Hij zegt dat de Mensenzoon geen steen heeft om zijn hoofd op te leggen, bedoelt Hij dat we Hem niet moeten volgen om er rijk van te worden. En de twee andere antwoorden slaan terug op het verleden, dus op de tijd vóór Hij op aarde kwam om het Koninkrijk van God te verkondigen. Vergeet dat verleden, vergeet die 613 geboden en verboden, zegt Hij, en bouw mee aan de toekomst. En die toekomst is het Koninkrijk van God. Het Koninkrijk met maar één gebod: Bemin God bovenal en uw naaste gelijk uzelf. En Dan bouw je mee aan het Rijk van liefde en gerechtigheid, van vrede en barmhartigheid, van nederigheid en zachtmoedigheid. Kortom, een Koninkrijk dat van de aarde een hemel maakt als iedereen er zich voor inzet. Want probeer je dat eens voor te stellen: een wereld zonder oorlog, zonder terrorisme, zonder uitbuiting, zonder moord en doodslag, zonder verkrachting, zonder vluchtelingen. Een wereld van alleen maar liefde en vrede. Dus een wereld van echte vrijheid. De vrijheid waartoe we geroepen zijn. Maar we weten ook dat die wereld, dat Koninkrijk van God veraf is, en de vraag is of hij er ooit komt. Moeten we ons streven ernaar dan maar opgeven? Moeten we dan niet meer meebouwen aan dat heerlijke Koninkrijk, die hemel op aarde?

Zusters en broeders, misschien is het je niet opgevallen, maar het evangelie begint met een heel merkwaardige zin: ‘Toen de dagen van zijn verheffing hun vervulling naderden, aanvaardde Jezus vastberaden de reis naar Jeruzalem.’ Er zijn twee heel treffende woorden in die zin, namelijk ‘verheffing’ en ‘vastberaden.’ Want ‘verheffing’ verwijst naar de kruisiging van Jezus. Hij zal dus op het kruis verheven worden. Hij weet dat, en toch trekt Hij vastberaden naar Jeruzalem, want ook daar moet het Rijk van liefde en vrede verkondigd worden. En het is vooral zijn vastberadenheid die treft. Wij willen Hem volgen, wij willen christenen zijn, dus moeten  wij ons afvragen: Zijn wij ook zo vastberaden? Geven wij het ook niet op ons in te zetten voor Gods Rijk van liefde en vrede, ook als we weinig sympathie en misschien meer tegenwerking dan medewerking ervaren? Willen wij echt vrije mensen zijn, mensen die niet meedoen aan de verslavingen van deze tijd? Laten we ons daarover bezinnen, en ons daar vastberaden voor inzetten. Amen.

Download dit document

Intekenen voor de wekelijkse overwegingen

captcha