- Eerste lezing: Jesaja 8, 23b – 9,3
- Evangelie: Mattheus 4, 12 - 23
‘Het volk dat in het duister ronddwaalt, ziet een schitterend licht. Een helder licht schijnt over hen die wonen in het land van de doodse duisternis.’
Zusters en broeders, misschien herken je die heerlijke woorden uit de eerste lezing niet, maar we hoorden ze ook op Kerstmis. Daar bezongen ze de geboorte van Jezus, want met Hem werd het schitterend Licht geboren dat de doodse duisternis zou overwinnen. Vandaag wordt bezongen dat Jezus zich vestigt in Kafarnaüm, in het grensgebied van Zebulon en Naftali in Galilea, waar veel heidenen wonen. Maar met de komst van Jezus zal ook over hen het schitterend licht stralen dat hen uit de duisternis bevrijdt.
En hier vinden we meteen het antwoord op de vraag waarom Jezus niet in Jeruzalem gebleven is. Had Hij misschien angst dat Hij, net als Johannes de Doper, in de gevangenis van Herodes Antipas zou belanden? Nee, dat was het zeker niet, wel het feit dat Hij wist dat de hogepriesters, schriftgeleerden en farizeeën Hem zouden tegenwerken als Hij zou verkondigen dat ze zich moesten bekeren, want dat het Koninkrijk der hemelen nabij was. En ze zouden zeker vijandig reageren als Hij zou spreken over zijn goddelijke Vader die liefde is en vrede. En het zou hun helemaal te veel zijn als Hij zich zou inzetten voor armen, zieken, melaatsen, zondaars: allemaal mensen die door hen werden geminacht en aan hun lot overgelaten, terwijl zijzelf konden genieten van hun weelde, hun macht, hun prestige. Maar niet om te heersen, wel om te dienen is Jezus gekomen, dus trekt Hij naar Galilea, waar het volk in duisternis leeft. De duisternis van armoede, en ook van religieuze onzekerheid door heidense invloeden op joodse gelovigen. Maar als Jezus al weldoende rondgaat en zegt dat het Rijk der hemelen, het Rijk van liefde en vrede nabij is, schenkt Hij heel het volk een licht van toekomst, van geloof, hoop en liefde.
En er is nog een reden waarom Jezus naar Galilea terugkeert. Dat merken we wanneer Hij zijn apostelen roept. Dat zijn geen hogepriesters, schriftgeleerden of farizeeën, en ook geen machthebbers, hooggeplaatsten of hoogontwikkelden, maar eenvoudige mensen. ‘Kom, volg Mij. Ik zal u vissers van mensen maken’, zegt Hij tegen Petrus, Andreas, Jacobus en Johannes, en ze laten hun vissersboten in de steek en volgen Hem. Op hen zal Hij zijn Kerk bouwen. Misschien kunnen ze niet eens lezen en schrijven, maar ze kunnen wél luisteren, en ze willen ook luisteren. Hem niet tegenwerken, niet denken dat ze het beter weten dan Hij, maar zijn woorden en daden van liefde en vrede in zich opnemen, zodat ze effectief vissers van mensen kunnen worden.
Want visser van mensen zijn, dat is niet egoïstisch zijn en niet geobsedeerd door zelfrealisatie met alleen maar aandacht voor jezelf, maar dat is aandacht hebben voor je medemensen. Dat is luisteren naar hun verhalen van liefde en pijn, van hoop en vertrouwen, maar ook van wanhoop, verdriet en ontgoocheling. Dat is helpen in nood, met kleine dingen van hulpvaardigheid, waakzaamheid, aandacht. Dat is je medemensen zien als je naasten, ook al zijn het vluchtelingen, spreken ze een onbegrijpelijke taal, zijn ze anders van kleur en kleven ze een vreemde godsdienst aan. Dat is meewerken aan liefdadigheid, opkomen voor mensenrechten, respect hebben voor mens en natuur.
Zusters en broeders, op het einde van het evangelie hoorden we dat ‘Jezus rondtrok door geheel Galilea, terwijl Hij als leraar optrad in de synagoge, de Blijde Boodschap van het Koninkrijk verkondigde en alle zieken en kwalen onder het volk genas.’ En wie zijn die zieken? Dat zijn mensen die gebukt gaan onder kwalen van angst en twijfel, onzekerheid en ongeloof, neerslachtigheid en boosheid. En daar brengt Jezus tegenin: ‘Het Koninkrijk der hemelen is nabij, en dat is een Rijk van liefde en vrede’, en dat geeft hoop aan al die verontruste mensen. Dat zegt Hij ook tegen ons. Luisteren ook wij naar Hem als we in nood zijn, en proberen we, als we niet in nood zijn, vissers van mensen te zijn door mee te helpen aan de opbouw van het Koninkijk der hemelen, het Rijk van liefde en vrede? Laten we ons daar zeker voor inzetten. Amen.