- Eerste lezing: Jesaja 55, 6 - 9
- Evangelie: Mattheus 20, 1 - 16 a
'Uw gedachten zijn niet mijn gedachten, mijn wegen niet uw wegen – is de Godsspraak van de Heer.’
Zusters en broeders, het zijn woorden uit de eerste lezing, en ze verwoorden perfect waarom de parabel in het evangelie langs alle kanten botst met menselijke gedachten, maar niet met Gods gedachten, want die zijn helemaal anders dan de onze. Naar menselijke normen kan die parabel inderdaad niet door de beugel van wat wij als normaal en rechtvaardig aanvoelen.
Want hoe kan dat nu. Arbeiders die één uur gewerkt hebben, worden evenveel betaald als arbeiders die elf uur gewerkt hebben. Die zijn daar natuurlijk niet blij mee, maar eigenlijk moeten ze niet reclameren, want ze krijgen precies wat ’s morgens afgesproken was, namelijk één denarie, en dat was in die tijd het normale loon van een dagarbeider. Nog moeilijker wordt het wanneer de wijngaardenier zegt: ‘De laatsten zullen de eersten, en de eersten de laatsten zijn’, want dat botst helemaal met menselijk denken en menselijke logica. De praktijk leert ons immers dat de eersten normaal genomen meer hebben dan de laatsten. De eersten in de wedstrijd, in de klas, aan de universiteit, in de politiek …: hun prijzen zijn mooier, hoger, waardevoller … dan die van de laatsten. Even logisch is dat wie langer werkt ook meer betaald wordt dan wie minder lang hetzelfde werk doet. Dat is rechtvaardig. Hetzelfde geldt voor wie meer verantwoordelijkheid draagt. Ook hij of zij wordt meer vergoed. Dat is allemaal menselijke logica, dus ook menselijke praktijk.
Maar die parabel laat ook iets zien dat wél bij het puur menselijke lijkt aan te sluiten, namelijk de mistevredenheid van de arbeiders van het eerste uur. Zij kunnen niet uitstaan dat de arbeiders van het laatste uur evenveel verdienen als zij. Zo’n houding is spijtig genoeg dikwijls heel menselijk. We moeten ons daarbij in alle eerlijkheid afvragen of ook wij niet behoren tot de mensen die het er moeilijk mee hebben dat iemand anders het even goed of beter heeft dan wijzelf, meer geluk heeft dan wij, meer verdient dan wij, sympathieker overkomt dan wij, en meer van die dingen die we tegen elkaar afwegen. Het is vanuit die optiek dat de mistevredenheid van de arbeiders van het eerste uur moet gezien worden. Zij kunnen niet verdragen dat anderen het even goed hebben als zijzelf. Zijn wij misschien ook zo?
Maar de parabel gaat niet over menselijk leven, wel over het Rijk der hemelen, en dat het Koninkrijk van Gods liefde en vrede. En de landeigenaar voor wie de arbeiders van het laatste uur even belangrijk zijn als de arbeiders van het eerste uur staat voor God onze Heer. Voor Hem zijn alle mensen gelijk, ook die van het elfde uur, want stel je voor dat ze er niet bij geweest waren, dan was het werk misschien niet af geraakt. Maar hoe dan ook, Gods liefde is er voor iedereen, dus ook voor hen die weinig meegewerkt hebben aan het Rijk der hemelen, of die niet eens gelovig zijn. En net zoals die arbeiders van het eerste uur zullen wij dat nooit begrijpen, en ons afvragen hoe Gods liefde kan uitgaan naar mensen die fout gaan, die niets goeds doen, die misdadig zijn. Naar ongelovige mensen. Naar mensen die niet van Hem willen weten, en die zeker niet doen wat Hij vraagt, en dat is meebouwen aan zijn Rijk van liefde en vrede. Maar hoe mensen ook reageren, zijn liefde blijft bestaan. Je moet ze natuurlijk wel willen krijgen – zoals die arbeiders van het elfde uur.
Zusters en broeders, heel veel mensen willen niet weten van God, en ze willen helemaal niet meebouwen aan zijn Rijk van liefde en vrede. Maar laten wij dat wél doen, op elk uur van de dag, zodat de oogst van het Rijk der hemelen nooit verloren gaat. Amen