- Eerste lezing: Jesaja 45, 1.4-6
- Evangelie: Mattheus 22, 15-21
Zusters en broeders,
Belastingen … ik denk dat niemand dat woord graag hoort, laat staan graag belastingen betaalt. Dat is nooit anders geweest, ook niet in de tijd van Jezus, toen de belastingen naar de Romeinse keizer gingen. Vandaar de vraag van de farizeeën en de Herodianen. Die kunnen elkaar niet uitstaan, want de farizeeën zijn trouwe joden, de Herodianen zijn hovelingen van Herodes Antipas, en dat is een vazal van de Romeinse keizer, dus een landverrader. Maar ze hebben één ding gemeen: ze kunnen Jezus niet uitstaan, dus willen ze Hem pakken met een strikvraag: Of er nu wel of niet belastingen moeten betaald worden aan de keizer. Zegt Jezus ja, dan is Hij volgens de farizeeën een landverrader, zegt Hij nee, dan is Hij volgens de Herodianen een oproerkraaier die vervolgd moet worden.
Zoals zo dikwijls ontwijkt Jezus de vraag op een schitterende manier. ‘Wiens beeld en opschrift staat er op de munt?’, vraagt Hij, en zij kunnen niet anders dan antwoorden: Van de keizer. Waarop Hij antwoordt: ‘Wel, geef dan aan de keizer wat de keizer toekomt, en aan God wat God toekomt.’ En daar staan ze met hun mond vol tanden, want de keizer is tijdelijk, en die belastingen komen hem maar toe zolang hij leeft, maar God is eeuwig, en iedereen moet Hem altijd dienen, dus ook zijzelf en de keizer.
‘Geef aan God wat God toekomt.’ Maar wat geef je aan God? Misschien hebben we die vraag zelf al gesteld, zonder te beseffen dat het antwoord heel eenvoudig is, namelijk: leven naar het enige gebod dat Jezus ons gegeven heeft: Bemin God bovenal en uw naaste zoals uzelf.
Bemin God bovenal, dus ook boven afgoden als macht, geld en bezit, en boven mensen die zichzelf als ongelofelijke supermensen beschouwen. Vooral de politieke wereld barst vandaag van zulke zelfverklaarde goden die maar goed zijn in drie dingen, en dat is zichzelf aanbidden, hun volk beliegen en de wereldvrede in gevaar brengen. Nee, van zulke zelfverklaarde goden moeten we zeker niet houden. Wel van God de Heer. En dat doe je als je zijn liefde centraal stelt. Als je dus aandacht hebt voor je naaste, als je echt iets doet voor mensen in nood, al is het alleen maar bezoeken, luisteren, boodschappen doen. Als je een glimlach kunt geven als er nood aan is. Als je zorgt voor je gezin en je familie, en je inzet voor Kerk en geloof. Als je een steen wilt zijn om Gods Kerk mee op te bouwen. Als je zijn hart, ogen, oren, handen en voeten wilt zijn. Dan hou je echt van God.
En hoe hou je van jezelf? Dat doe je als je goed voor jezelf zorgt, geen ruzie zoekt, maar liefde en vrede. Als je jezelf geen onmogelijke dingen oplegt die je kapot kunnen maken. Als je tijd hebt voor rust en ontspanning, en zelfs voor een dagje niksen. Als je geen domme dingen doet, niet aan drank en drugs zit. Als je in vrede leeft met jezelf en je medemensen. En als we evenveel van onze naasten houden als van onszelf, zijn we echt goed bezig. Want dan respecteren we hen zoals ze zijn, eisen we geen onmogelijke dingen, laten we hen niet in de steek als ze in nood zijn, zoeken we altijd naar vrede.
Evenveel van onze naaste houden als van onszelf slaat zeker direct op vandaag, want het is Missiezondag. De prachtige missieslogan drukt heel mooi Jezus’ enige gebod uit. ‘Van harte’, luidt het. Van harte mee willen leven met Liberia, een doodarm West-Afrikaans land dat de voorbije jaren zeer zwaar getroffen werd door burgeroorlogen en door het ebolavirus, en dat is nog vreselijker dan het coronavirus, waar het land ook door getroffen wordt. Een van de gevolgen van al die miserie zijn de enorm veel weeskinderen die er alleen voor staan. Velen onder hen zien vandaag geen andere uitweg dan de schoolbank te verlaten om aan het werk te gaan, onderbetaald natuurlijk. Jonge meisjes zoeken heil in een huwelijk met een oudere man, maar stoten daar vaak op uitbuiting of mishandeling. Gelukkig steunt de Liberiaanse Kerk weeshuizen die liefdevol voor die weeskinderen willen zorgen, en het is daarvoor dat onze hulp gevraagd wordt.
Zusters en broeders, straks / soms zingen we als offerandelied: ‘Wij dekken de tafel met brood en met wijn, maar laat uwe liefde ons voedsel zijn.’ Wat zouden we goede christenen zijn als heel ons doen en denken inderdaad door Gods liefde gevoed zou worden, en wat zou de wereld een aards paradijs zijn als alle mensen zich door die liefde lieten voeden. Maar we weten dat dit alleen maar een heel mooie droom is. Het zou goed zijn als die droom straks bij de omhaling bij ons wél werkelijkheid zou worden. Als Gods liefde ons dus echt zou voeden, want dan zouden we onze naasten in Liberia van harte ondersteunen. Moge het zo zijn. Amen.