- Eerste lezing: Handelingen 6, 1-7
- Evangelie: Johannes 14, 1-12
‘Wie in Mij gelooft zal ook zelf de werken doen die Ik doe.’
Zusters en broeders, in die woorden van Jezus ligt de kern van het christendom. Christen zijn is niets anders dan doen wat Jezus gedaan heeft. Uit zijn antwoord aan de leerlingen van Johannes de Doper weten we wat dat inhoudt. Hij zegt: ‘Blinden zien en lammen lopen, melaatsen genezen en doven horen, doden staan op en aan armen wordt de Blijde Boodschap verkondigd.’ Dat zijn dus de werken die Jezus doet: er altijd zijn voor zijn medemensen, wie of wat ze ook zijn, en in welke situatie ze zich ook bevinden.
Toen ik die woorden van Jezus las en herlas, dacht ik aan pater Damiaan. Misschien dacht ik ook aan hem omdat het vandaag de 10e mei is, en dat is de feestdag van de heilig pater Damiaan. Waarom de 10e mei? Omdat hij in 1873 op die datum op Molokai aankwam, meer specifiek op het schiereiland Kalaupapa, dat door een steile rotswand afgesneden was van de rest van het eiland. Op dat kale stukje land probeerden honderden melaatsen in mensonwaardige omstandigheden te overleven. Van Hawaï waren ze daar naartoe verbannen en aan hun lot overgelaten.
Melaatsheid zou je kunnen zien als de coronaziekte van die tijd. Ze trof dus wereldwijd, maar toch vooral in Azië en Afrika, miljoenen mensen die overal op dezelfde manier werden behandeld als de melaatsen van Hawaï, en dat was niet anders in de tijd van Jezus: ze werden dus uitgestoten, verbannen, ze mochten niet onder de mensen komen, zeker niets en niemand aanraken. Maar pater Damiaan deed juist hetzelfde als Jezus: hij trok zich van die wetten niets aan, behandelde de melaatsen als mensen en zorgde voor hen – zoals er nu bij ons en in de meeste andere laden voor coronazieken gezorgd wordt.
Meer dan 800 melaatsen leefden in vreselijke omstandigheden op het schiereiland toen pater Damiaan er aankwam. En wat deed hij? Hij bouwde een echte gemeenschap op, met echte huizen, een kerk, een school, twee dorpen. Hij was tegelijk dokter, bouwondernemer, timmerman, ziekenverzorger, begrafenisondernemer, noem maar op: hij was alles. En hij ging met de melaatsen om zoals Jezus dat had gedaan: hij ging hen helemaal niet uit de weg, hielp waar en hoe hij dat kon. Bijna vanzelfsprekend werd hijzelf ook melaats, maar hij bleef voortwerken alsof er niets aan de hand was, tot aan zijn dood in 1889. Hij was 49 jaar oud, maar hij had wel iets bereikt wat voor hem niemand had gekund: hij had wereldwijd zozeer de aandacht getrokken dat melaatsen voortaan verzorgd werden, en dat er geneesmiddelen werden ontwikkeld die de zieken konden genezen.
‘Wie in Mij gelooft zal ook zelf de werken doen die Ik doe’: een sterkere beleving van Jezus’ woorden dan de beleving van pater Damiaan is niet makkelijk te vinden. Er altijd zijn voor je medemensen, wie of wat ze ook zijn, en in welke situatie ze zich ook bevinden: dat leefde Jezus ons voor, en dat deed ook pater Damiaan. We weten dat dit niet altijd gemakkelijk is. Maar toch wordt ons daar ook vandaag een pakkend voorbeeld van gegeven door de duizenden mensen die zich grenzeloos inzetten voor coronapatiënten, dikwijls op gevaar van hun eigen leven. Net zoals pater Damiaan dat deed. Net zoals Jezus dat heeft voorgedaan. Hij stierf niet door zijn inzet, nee, Hij werd erom vermoord. Maar zijn dood toonde aan dat hoop niet uitgeroeid kan worden, want Jezus was sterker dan de dood, en Hij gaf ons de zekerheid van de verrijzenis.
Zusters en broeders, in de eerste lezing zien we dat het ook voor de eerste christenen niet altijd vanzelfsprekend was dat ze er altijd en in alle omstandigheden waren voor elkaar. De Griekse christenen voelden zich door de joodse christenen tekortgedaan. Zij hadden Jezus nog gekend, ze wisten hoe liefdevol Hij geweest was voor iedereen, en toch hadden zij problemen om Hem na te volgen. Het is dus begrijpelijk dat ook wij die hebben. Zijn zoals Jezus kunnen wij trouwens niet, want Hij is de Zoon van God, Hij is God. ‘Als ge Mij kent, kent ge ook de Vader’, zegt Hij. En Hij zegt ook: ‘Ik ben de weg, de waarheid en het leven.’ We kunnen dus niet zijn zoals Hij, maar we kunnen wel proberen zijn weg te gaan, de weg die leidt naar een schepping vol liefde en vrede, zoals zijn Vader die heeft gewild. Laten we ons daar dus voor inzetten zo goed als we dat ook maar kunnen. Amen.