- Eerste lezing: Handelingen 1, 12-14
- Evangelie: Johannes 17, 1-11a
‘Zij bleven allen eensgezind volharden in het gebed.’
Zusters en broeders, op Ons Heer Hemelvaart hoorden we in de eerste lezing hoe Jezus ten hemel werd opgenomen, vandaag horen we wat daar onmiddellijk op volgt: de apostelen keren terug naar Jeruzalem, naar de bovenzaal waar ze verbleven. En daar blijven ze volharden in het gebed.
Bidden … dat is het thema van vandaag, want in het evangelie horen we een gebed van Jezus tot zijn Vader in de hemel. ‘Ik heb U op aarde verheerlijkt door het werk te volbrengen dat Gij Mij hebt opgedragen’, bidt Hij onder meer. Zoals altijd kunnen we ons afvragen waar wij zouden staan in het evangelie. Kunnen wij, net als Jezus, zeggen dat we alles volbrengen wat ons wordt opgedragen, wat van ons verwacht wordt, wat we ons hebben voorgenomen? Zijn we dus een goede vader of moeder in ons gezin? Zijn we liefdevolle grootouders van respectvolle kleinkinderen? Zijn we goede werkgevers, die een eerlijk loon uitbetalen aan onze werknemers, ook in deze moeilijke tijden? Zijn we betrouwbare arbeiders of bedienden die zich oprecht inzetten voor het werk dat hun opgedragen wordt? Zijn we goede buren die bereid zijn om te helpen waar dat nodig is, die niet roddelen over onze medemensen, die oor en oog hebben voor anderen? En hoe zijn we in onze kerkgemeenschap? Als priester, als diaken, als voorganger, als parochiaan? Zijn we gelovigen die zich echt inspannen om Jezus in heel ons doen en denken na te volgen? En we kunnen zo blijven doorgaan met vragen stellen, maar wie of wat we ook zijn: kunnen we, net als Jezus, zeggen dat we in liefde doen wat van ons wordt verwacht? ‘Zij hebben uw woord onderhouden’, bidt Jezus ook over zijn leerlingen. Kunnen wij dat ook van onszelf zeggen? Onderhouden ook wij Gods woord van liefde en vrede in heel ons leven?
Jezus zegt ook: ‘Ik bid voor hen’, en met ‘hen’ bedoelt Hij opnieuw zijn leerlingen. Opnieuw kunnen we ons afvragen of wij dat ook doen: bidden voor anderen. Of bidden we alleen voor onszelf? Dat wij het goed zouden hebben, dat wij gezond zouden zijn, een goede job zouden hebben, een goede relatie, schatten van kinderen of schatten van ouders. Of nog zoveel meer voor onszelf, waarbij we misschien zelfs vergeten God te danken voor wie of wat we zijn, en voor alles wat Hij ons in dit leven geeft en gegeven heeft. En misschien vergeten we nog meer om ook voor anderen te bidden. Voor de vrede in de wereld, voor bijstand aan mensen vol problemen van ziekte, tegenslag, ellende. Voor de miljoenen vluchtelingen in honger en dorst, zonder huis en zonder thuis, zonder heden en zonder toekomst. En voor de miljoenen andere mensen die uitgebuit worden, die geen rechten hebben, die leven in oorlog en onderdrukking. Er is zoveel waarvoor we God om bijstand kunnen smeken.
Er is misschien ook iets merkwaardigs in het gebed van Jezus. Hij zegt dat Hij wel voor zijn leerlingen bidt, maar niet voor de wereld, en dat lijkt onbegrijpelijk. Want waarom bidt Hij niet voor een wereld die geteisterd werd en wordt door agressie, haat, angst, armoede. Voor een wereld met elke dag opnieuw geweld in Aziatische en Afrikaanse landen. Voor een wereld waarin christenen in zoveel landen vervolgd, verjaagd, vermoord worden, en waarin kerken worden afgebrand. Voor een wereld waarin zoveel leiders alleen maar eigenbelang, haat, onderdrukking, corruptie en zoveel meer vreselijke dingen kunnen uitzaaien. Waarom bidt Jezus niet tot zijn Vader dat Hij die wereld zou verbeteren?
Het antwoord ligt in wat onmiddellijk voorafgaat. ‘Ik bid voor hen’, zegt Jezus, en dat zijn zijn apostelen. Het is immers niet aan God om de wereld tot een hemel op aarde te maken, maar wel aan de mens. Die opdracht heeft Hij bij zijn schepping immers aan de mens gegeven. Daarom bidt Jezus dus voor zijn apostelen, en ook voor ons, dat zij en ook wij die opdracht zouden uitvoeren. Die opdracht van het tot stand brengen van liefde, vrede en gerechtigheid in zijn schepping. Dat is wat God van ons verlangt. Als Hij dat zelf tot stand zou brengen, zou de mens geen opdracht meer hebben, en was hij ook niet meer vrij in zijn doen en denken.
Zusters en broeders, na Jezus’ hemelvaart vinden de apostelen moed en volharding in het gebed, maar meer nog geeft Jezus ons een teken dat bidden deel uitmaakt van ons geloof. Bidden tot God dat Hij ons zou bijstaan in onze zoektocht naar het goede, zodat we zouden meewerken aan de opbouw van een wereld die beantwoordt aan zijn droom bij de schepping. Een mooie droom, waaraan wij, waaraan alle mensen mogen meewerken. Laten we bidden dat God ons allen de kracht zou geven om werk te maken van die droom. Amen.