- Eerste lezing: Handelingen 10, 34a.37-43
- Evangelie: Johannes 20, 1-9
Zusters en broeders,
Maria Magdalena die in de vroege morgen naar het graf van Jezus gaat: het zou op onze dagen kunnen gebeuren. Op de dagen dat er wereldwijd miljoenen mensen door een vreselijk virus getroffen worden en dat zoveel mensen niet eens afscheid kunnen of mogen nemen van hun geliefde man, vrouw, vader, moeder, grootvader, grootmoeder, zoon, dochter, en we kunnen de opsomming blijven aanvullen, want zovelen moeten onverwacht heengaan. Net zoals Jezus, die lafhartig vermoord werd omdat Hij te dicht bij God stond. Omdat Hij God zijn Vader durfde noemen. Omdat Hij alleen maar liefde en vrede kende en het voor alle mensen opnam.
Die moord, gepleegd tegen liefde en vrede, is de werkelijkheid die Jezus moet ondergaan, en het is ook de werkelijkheid van ons aardse leven, want dat is een leven van vallen en opstaan, van vreugde en verdriet, van geluk en ongeluk, van blijheid, maar ook van lijden en pijn. Een leven waarin vallen, verdriet, ongeluk, lijden en pijn voor velen zoveel frequenter en zoveel intenser zijn dan opstaan, vreugde, geluk en blijheid. Een leven dat, hoe dan ook, een einde kent.
Een einde dat zoveel mensen zien als het eeuwige niets, maar zo zien wij het niet. Want wij zijn christenen, dus wij geloven in het leven na de dood. Wij zien de dood als een overgang naar eeuwig leven. We belijden dat in elke viering, want het is een van de basispunten van onze geloofsbelijdenis: dat we geloven in de verrijzenis van het lichaam en het eeuwig leven. Dat bidden we telkens opnieuw, en dat vieren we vandaag heel uitdrukkelijk, want de verrijzenis van Jezus is ook de zekerheid van onze verrijzenis. Zijn Pasen is ook ons Pasen.
Immers, Jezus is de kern van ons geloof. ‘God heeft Jezus gezalfd met de heilige Geest en met kracht,’ zegt Petrus in de eerste lezing. Die Geest hebben ook wij gekregen bij ons doopsel en ons vormsel. Die Geest is ook vandaag nog in ons werkzaam. Hij nodigt ons uit om de liefde van Jezus uit te dragen en het Woord van God in ons te laten groeien. Hij nodigt ons ook uit om barmhartig te zijn en vergeving te geven en te krijgen. Hij wil ons doordingen met Jezus’ woorden en daden. Want dat is Pasen ook: dat de kracht van Jezus in ons zichtbaar wordt. Dat we niet dood zijn als christen, maar dat we leven door en met de verrezen Heer. Dat Hij zichtbaar in ons aanwezig is in ons doen en denken.
En daarin slagen we, zegt Petrus, omdat ‘ieder die in Jezus gelooft door zijn Naam vergiffenis van zonden krijgt.’ Misschien klinkt het te mooi om waar te zijn dat geloof in Jezus ons automatisch vergiffenis van zonden zou bezorgen, maar toch is het zo. Geloven in Jezus is immers niet zomaar een passief gevoel, maar is een actieve daad, namelijk doen wat Jezus ons heeft voorgeleefd en voorgedaan, en dat is leven naar zijn enige gebod: ‘Bemin God bovenal en bemin uw naaste zoals uzelf.’ Als we dat doen: leven naar dat ene gebod, dan hebben we zelfs geen vergiffenis van zonden meer nodig, want dan kunnen we niet eens nog zonden doen. We kunnen immers alleen nog goed doen, alleen nog liefde geven, vrede brengen, vergeving schenken. Liefde en vrede in heel ons doen en denken, naar het voorbeeld van Jezus.
Zusters en broeders, de verrijzenis van Jezus geeft zin, geeft diepte, geeft schoonheid aan ons leven en aan dat van onze medemensen. Het zou goed zijn mochten we Pasen elke dag meedragen in ons doen en denken, zodat Jezus echt in ons en in de wereld verder kan leven, tot in eeuwigheid. Amen.