- Eerste lezing: 1 Samuel 1, 20-22.24.28
- Evangelie: Lucas 2, 41-52
Zusters en broeders,
Als er één feest is dat heel dicht bij onze werkelijkheid aansluit, is het wel het feest van de Heilige Familie. Immers, wat we in de lezingen horen, zou over onze tijd en ons leven of dat van onze familie, vrienden en kennissen kunnen gaan.
In de eerste lezing staat Hanna centraal. Zij is al behoorlijk oud, maar wordt pas zwanger nadat zij in groot verdriet God om een zoon heeft gesmeekt, met de belofte dat ze dat kind aan Hem zal terugschenken. Ze bevalt inderdaad van een zoontje, en als dat jongetje groot genoeg is, geeft ze hem in het heiligdom in de handen van God. Opvallend is dat de vrouw, en niet de man, alles beslist. Zij kiest de naam Samuel voor haar kind, zij beslist dat hij pas meegaat naar het jaarlijkse offer in het heiligdom als zij vindt dat hij daar oud genoeg voor is, en zij beslist wanneer ze hem aan God zal schenken. ‘Doe maar wat jij het beste vindt’, is de enige commentaar van haar man. En dat is merkwaardig, want Hanna leeft in een tijd en in een cultuur waarin de vrouwen geen rechten hebben en zeker geen zelfstandige beslissingen kunnen nemen, en dat is vandaag nog altijd heel herkenbaar in landen als Iran, Saoedi-Arabië, Afghanistan en in nog andere moslimlanden.
Even herkenbaar is de moeilijkheid, zelfs de onmogelijkheid om op een natuurlijke manier zwanger te worden. Gelukkig is het besef gegroeid dat de oorzaak daarvan bijlange niet altijd bij de vrouw te zoeken is, maar de pijn blijft dezelfde. Een pijn die vandaag dankzij de wetenschap dikwijls kan omgezet worden in vreugde en in dankbaarheid wanneer zwangerschap toch mogelijk wordt gemaakt. We zien dezelfde vreugde en dezelfde dankbaarheid om het wonder dat is geschied bij Hanna.
Misschien nog veel meer herkenbaar is het evangelie. Het verhaal van Jozef, Maria en Jezus die naar het Paasfeest in Jeruzalem trekken. Het verhaal ook van ouders die bij hun terugtocht pas na een dag tot de vaststelling komen dat hun kind niet bij hen, en ook niet bij familie en bekenden is. Dus trekken ze radeloos terug naar Jeruzalem, waar ze Jezus ze in de tempel tussen de schriftgeleerden terugvinden, en waar ze geconfronteerd worden met het feit dat Hij op hun vraag waarom Hij hun die miserie heeft aangedaan schijnbaar stomverbaasd vraagt: ‘Wist gij dan niet dat Ik in het Huis van mijn Vader moest zijn?’ En ze begrijpen niet eens wat Hij daarmee bedoelt.
Het is allemaal zo herkenbaar. Ouders die soms te weinig aandacht hebben voor hun kinderen, net als Jozef en Maria, die zomaar terug naar huis trekken zonder erop toe te zien of hun kind van twaalf wel bij hen is. Ouders die niet weten waar hun kinderen zijn, waar ze de nacht doorbrengen, of ze echt bij de vrienden of familie zijn waar ze naartoe zouden gaan. Net zoals Jozef en Maria Jezus bij familie en kennissen gaan zoeken, alsof het vanzelfsprekend is dat Hij daar zou zijn. Jongeren die hun houding verantwoorden met argumenten die onbegrijpelijk zijn voor de ouders, of die ronduit zeggen dat ze doen wat ze willen, dat ze zelf best weten wat ze moeten doen en dat hun ouders daar niets mee te maken hebben. Argumenten zoals die van Jezus: Hij weet dat Hij in het huis van zijn Vader moest zijn, zijn ouders blijkbaar niet, en daar is Hij niet blij om.
En zo wordt duidelijk dat Heilige Familie niet ergens in een voor ons onbereikbare ruimte rondzweeft, maar dat ze een gezin vormt dat heel herkenbaar is. Een gezin met goede en kwade dagen. Een gezin dat soms, of misschien zelfs vaak, geconfronteerd wordt met een keiharde, vaak onbegrijpelijke werkelijkheid. Zoals de woorden van de 12-jarige Jezus onbegrijpelijk zijn voor zijn ouders, en dat is merkwaardig, want Maria had van de engel Gabriël toch de boodschap gekregen dat zij de Moeder zou worden van de Zoon van God. Ze wist dus dat Jezus geen kind was als een ander, dat Hij letterlijk een Godskind was, en toch begrijpt ze niet dat Hij in het huis van zijn Vader moest zijn.
Zusters en broeders, waarom vinden Jozef en Maria Jezus niet onmiddellijk terug? Omdat ze Hem niet op de juiste plaats gaan zoeken, zoals ook wij soms verkeerd zoeken naar onze kinderen. Ze zoeken Hem bij familieleden en kennissen, terwijl ze Hem in het huis van zijn Vader hadden moeten zoeken. Ook dat is heel herkenbaar, want ook wij zoeken Jezus vaak niet op de juiste plaats, omdat we niet verder zoeken dan in onze eigen omgeving of in onze eigen parochie, terwijl Hij zich misschien onder de armen, vreemdelingen, zieken, mensen in nood bevindt. Laten we onze zoektocht naar Jezus dus altijd afstemmen op de weg die Hij met ons en met alle mensen wil gaan, en dat is een weg van liefde en vrede. En laten we ook in ons gezin en in onze parochie die weg gaan. Amen.