- Eerste lezing: Jesaja 66, 10-14c
- Evangelie: Lucas 10, 1-12.17-20
Zusters en broeders,
Tweeënzeventig: zoveel leerlingen zendt Jezus per twee uit om zijn komst en zijn Blijde Boodschap aan te kondigen. Maar tweeënzeventig leerlingen: waar komen die vandaan? Jezus had toch maar twaalf apostelen? Dat is inderdaad zo: er waren twaalf apostelen, maar er waren meer dan honderd leerlingen die Jezus volgden. De twaalf apostelen had Hij geroepen om Hem te volgen. Hen wilde Hij opleiden om zijn Boodschap uit te dragen wanneer Hij zou terugkeren naar zijn Vader in de hemel. Van de andere leerlingen zijn er zeker enkele die je kent, onder andere Stefanus. Enkele weken geleden hoorden we hoe hij dood gestenigd werd omdat Hij zijn geloof in Jezus uitsprak. En ook de Emmaüsgangers zijn je zeker niet onbekend. Dat zijn de twee leerlingen die na Jezus’ kruisdood ontgoocheld onderweg waren naar Emmaüs, en die de verrezen Jezus pas herkenden toen Hij tijdens het avondmaal het brood nam, er de zegen over uitsprak, het brak en gaf aan hen, alles precies zoals Hij dat drie dagen voordien op het laatste avondmaal gedaan had. En op Pinksteren hoorden we dat de toegestroomde massa tot hun verbazing de apostelen en de andere leerlingen hoorden spreken in hun eigen taal. De heilige Geest was immers niet alleen neergedaald over de apostelen, maar over alle honderdtwintig aanwezigen in de bovenzaal waar ze verbleven na Jezus’ hemelvaart.
Samengevat: die tweeënzeventig leerlingen die door Jezus uitgezonden worden zijn geen uitvindsel van de evangelist Lucas. Het zijn mensen die zozeer door Jezus’ Boodschap van liefde en vrede worden aangesproken dat ze Hem blijvend volgen. Nu worden ze zelf uitgezonden, en het lijkt wel alsof dat vandaag gebeurt, want ook nu is de oogst groot, maar zijn er weinig arbeiders. Er zijn te weinig leerkrachten in de scholen, te weinig verplegers en zorgpersoneel in de woonzorgcentra, te weinig arbeiders en bedienden in de horeca, de ziekenhuizen, de fabrieken, de luchthaven. Te weinig politie, te weinig soldaten, te weinig dit en te weinig dat.
En de gelijkenis met de tijd van Jezus stopt daar niet mee, want Hij zegt: ‘Ik zend u als lammeren onder de wolven’, en ook dat is vandaag heel herkenbaar in de agressiviteit van ontevreden mensen, in de vijandige polarisatie, in de afgrijselijke oorlog in Oekraïne en in zoveel andere landen. ‘Neem geen beurs mee en geen reiszak’, zegt Jezus ook, en ook dat is vandaag zeer van toepassing, al heeft Jezus het zeker niet zo bedoeld. Maar we weten dat, als je vandaag niet voorzichtig en oplettend bent, de kans niet onbestaande is dat je zonder beurs en zonder reiszak thuiskomt.
‘Laat uw eerste woord zijn: Vrede aan dit huis’, geeft Jezus als opdracht. Dat waren ook zijn eerste woorden na zijn verrijzenis. ‘Vrede zij u’, zei Hij toen tot zijn leerlingen, en die vrede moeten zij ook uitdragen. Een vrede waar ook wij moeten aan werken. Vrede voor mensen in oorlog en voor mensen in nood. Vrede voor arme mensen en zieke mensen. Vrede voor mensen in onderlinge vijandschap. Vrede voor kansloze mensen, voor vluchtelingen, voor gevangenen. Vrede voor iedereen. Alleen dan is het Rijk Gods nabij. Het Rijk van liefde, vrede en gerechtigheid. Het Rijk dat de duivels van egoïsme, onverschilligheid, onrecht en geweld uitdrijft. Om dat Rijk te verkondigen worden de tweeënzeventig leerlingen uitgezonden en worden ook wij geroepen.
In de eerste lezing zegt God de Heer: ‘Zoals een moeder haar kind vertroetelt, zo zal Ik u troosten.’ Nergens anders wordt de liefde van God voor ons, mensen, zo mooi in beeld gebracht als in dat beeld van de liefhebbende moeder en haar kind. En ook al zijn we wel eens stoute kinderen, kinderen die niet willen luisteren, dwarse kinderen, koppige kinderen, toch blijft God ons vertroetelen. Dat ervaren we elke week wanneer we hier samenkomen en luisteren naar de woorden van God, van Jezus, waardoor we ons dankbaar voelen omdat God zo’n liefdevolle Vader en Moeder is.
Zusters en broeders, de vakantie is nog maar een paar dagen oud, dus hebben we nog een zee van tijd om dankbaar te zijn, en zoals die tweeënzeventig leerlingen op weg te gaan om te getuigen van Gods liefde en van onze dankbare blijdschap om die liefde. Amen.