- Eerste lezing: Deuteronomium 30, 10-14
- Evangelie: Lucas 10, 25-37
‘Als gij de stem van de Heer uw God hoort, moet ge Hem gehoorzamen en alle geboden en voorschriften onderhouden.’
Zusters en broeders, dat zijn woorden van Mozes in de eerste lezing, en we moeten ons daarbij de vraag stellen of wij de stem van God inderdaad horen, en of we ze willen horen. Want de stem van God, dat is niet God zelf die in onze oren komt toeteren, maar dat is de stem van de mensen met wie we leven, die we ontmoeten, die om aandacht of om hulp vragen. Dat is de stem van onze man, onze vrouw, onze kinderen, onze kleinkinderen, onze buren, onze collega’s, en ga maar door. Willen we hun stem horen? Willen we zelfs maar luisteren naar wat ze zeggen? Of zijn we zozeer met onszelf bezig dat we zelfs niet horen dat ze iets zeggen? En als iemand om aandacht of om bijstand vraagt, willen wij dat horen? Want om dat te kunnen doen, moeten we, zoals de wetgeleerde in het evangelie zegt, van God houden met heel ons hart en heel onze ziel, met al onze krachten en al ons verstand, en van onze naasten als van onszelf. Alleen dan kunnen we naar hen luisteren, en beseffen dat God spreekt door hun stem.
Mozes zegt ook: ‘De geboden zijn niet te zwaar en ze liggen niet buiten uw bereik.’ Inderdaad, onze naasten zijn niet buiten ons bereik, ze zijn niet in de hemel en ook niet over zee, maar dicht bij ons, en ze zijn deel van onze wereld. En die geboden zijn ook niet zwaar. God eist geen onmogelijke dingen van ons, integendeel, wat Hij ons vraagt, maakt ons leven en de wereld leefbaar. We zien in Oekraïne en in andere landen wat er gebeurt als er niet naar Gods geboden wordt geluisterd. Dan wordt het land onleefbaar, dan raast de dood in kogels en raketten door de lucht, dan worden winkelcentra, huizen, scholen, klinieken, kortom, dan wordt alles vernietigd en onleefbaar. Dan telt niets of niemand nog mee. Dan is er geen liefde onder de mensen en geen zorg voor elkaar. Dan is er geen respect voor anderen. Dan heeft ontrouw de plaats ingenomen van trouw en haat de plaats van liefde.
Hoe anders het kan, horen we in de parabel die Jezus in het evangelie vertelt, een van de mooiste en ook bekendste van de vele parabels, waarbij we ons telkens spontaan afvragen in wie wij ons graag herkennen en in wie we ons niet willen herkennen. Ik ben er zeker van dat we ons vandaag niet in de priester en de leviet willen herkennen. Nochtans doen ze volgens de wet eigenlijk niets verkeerd. Immers, als priester en leviet moeten ze volledig rein zijn voor hun taak in de tempel. Als ze de gekwetste man helpen, moeten ze zijn kwetsuren verzorgen en zijn ze dus niet meer volledig rein. Vandaar dat ze met een boog om hem heen lopen, want als ze ver genoeg van hem afblijven, worden ze zeker niet onrein. En zo laat Jezus duidelijk zien dat de wet de naastenliefde onmogelijk kan maken, terwijl God alleen maar liefde is, en die liefde staat altijd boven de wet. Dus hadden die priester en die leviet de gekwetste man wel moeten helpen, en hun religieuze taak even moeten uitstellen.
De parabel is nog meer opmerkelijk door het feit dat de man geholpen wordt door een Samaritaan, terwijl Joden en Samaritanen elkaar haten als de pest. Joden vinden Samaritanen immers afvalligen die afgoden aanbidden, en Samaritanen weten zich diep geminacht door de Joden. Maar de Samaritaan in de parabel stelt zich geen enkele vraag, integendeel, hij verzorgt de gekwetste man echt grondig, en het blijft daar niet bij: hij brengt hem naar een herberg waar hij verder voor hem zorgt, en de waard de volgende morgen twee denariën, dus twee daglonen, geeft om verder voor de man te zorgen, en als dat niet genoeg is, zal hij bij zijn terugkomst bijbetalen.
Zusters en broeders, die Samaritaan is een heel sterk voorbeeld van iemand die luistert naar de stem van God. De stem van liefde, vrede en gerechtigheid voor iedereen, dus ook voor je vijand. Precies wat Jezus ook zegt: Bemin je vijand. Een uitspraak waar wij het zeker niet makkelijk mee hebben. Maar ik denk dat we het niet alleen daar moeilijk mee hebben, want hoe staan wij tegenover vreemdelingen en vreemden? Nemen wij het even sterk voor hen op als die Samaritaan voor die gekwetste Jood? In de tweede lezing zegt Paulus dat Jezus aan het kruis zijn bloed heeft vergoten om alles in de hemel en op aarde te verzoenen. Brengen wij veel terecht van die verzoening, en spannen we ons daar even sterk voor in als die Samaritaan? Laten we bidden dat we dat inderdaad zouden doen. Dat we dus echt zouden luisteren naar de stem van God die spreekt door onze medemensen. Amen.