Jaar 2021-2022 Cyclus C
  • Tweede lezingHebreeën 11, 1-2.8-19
  • EvangelieLucas 12, 32-48

‘Het geloof is een vaste grond van wat wij hopen, het overtuigt ons van de werkelijkheid van onzichtbare dingen.’

Zusters en broeders, dat zijn mooie woorden van Paulus in de tweede lezing, woorden met een diepe waarheid. We weten welke sterke rol hoop speelt in ons leven, maar we weten ook dat hoop maar echt sterk kan zijn als we ook geloven dat kan gebeuren wat we hopen. Dat is dus wat Paulus zegt: ‘Het geloof is een vaste grond van wat wij hopen.’

We hopen zoveel, en we verlangen ook dat het zal gebeuren. Meestal weten we niet precies wat er zal gebeuren, want het zijn ‘onzichtbare dingen’ zoals Paulus zegt, en hij heeft gelijk, want wat we hopen is er niet of nog niet. We hopen op vrede, op vriendschap, op gezondheid, op geluk, op goed weer tijdens de vakantie, en zoals zo dikwijls kunnen we blijven opsommen, want we hopen inderdaad alles wat we kunnen bedenken.

‘Houd uw lendenen omgord en de lampen brandend’, zegt Jezus daarom, en Hij vertelt het verhaal over de bedienden die wachten op de komst van hun heer, zodat ze onmiddellijk de deur kunnen opendoen wanneer hij aanklopt. En Jezus belooft: Als ze dat doen, zal de heer zijn gordel aandoen, hen aan tafel nodigen en hen bedienen. Dat is een heel mooie, en ook een heel sterke belofte, want een heer die zijn bedienden bedient is wel heel uitzonderlijk.

Beloven: dat doen ook wij, zelfs aan onszelf. We beloven onszelf dat we zullen ophouden met foute dingen zoals roken, drinken, drugs, ons kwaad maken om het minste en meer van die dingen waar we echt van af willen geraken. We beloven ook van alles aan onze partner, aan onze kinderen, onze buren, de mensen met wie we omgaan. En het is goed dat we dat doen, want dat dwingt ons om slechte dingen niet te doen en goede dingen wél te doen. Dat lukt bijlange niet altijd, maar het zet ons wel op de goede weg. Het is dus ook goed dat politici, bedrijven, reclame enzovoort van alles beloven, want belofte maakt schuld. Dikwijls wordt die belofte niet gehouden, maar er moet in elk geval naar gestreefd worden, en dat dwingt dan weer om op zoek te gaan naar goede dingen om de belofte waar te kunnen maken.

Maak uw schat van die goede dingen, zegt Jezus, want ‘waar uw schat is, daar zal ook uw hart zijn.’ Dus moeten we ons afvragen wat onze schat is. Wat echt zo belangrijk is dat we het niet kunnen missen. Als we ons dat grondig afvragen, zullen we wellicht tot onze verbazing tot de vaststelling komen dat er eigenlijk niet zoveel is dat we echt niet willen missen. Dat we, met andere woorden, waarschijnlijk veel tijd steken in dingen die we niet eens echt belangrijk vinden. Dus hebben we tijd genoeg om te doen wat Jezus zegt, en dat is een schat maken van goede dingen, en dat zijn dingen die Hij ons voorhoudt: streven naar liefde, vrede, vreugde voor onszelf en voor onze medemensen.

Opnieuw kunnen we hier de woorden van Paulus citeren: ‘Het geloof is een vaste grond van wat wij hopen.’ En dat is het geloof dat God ons nabij is, en dat Hij inzet van ons vraagt, zoals blijkt uit Jezus’ verhaal over de heer en zijn dienaars. Wees dus altijd aandachtig, zegt Jezus, want de Heer ‘komt op het uur waarop gij het niet verwacht.’ Hij kan immers komen in de vraag van mensen in nood. In de pijn van een medemens die zorg nodig heeft. In de armoede van een alleenstaande moeder. In de dwaling van vluchtelingen rond het Klein Kasteeltje. In de pijn en het verdriet dat wijzelf onverwacht moeten ondergaan. In ‘de werkelijkheid van onzichtbare dingen’, zoals Paulus zegt. In alles kan Hij komen.

Zusters en broeders, misschien klinkt het heel veeleisend in deze tijd, want de vakantie is pas halfweg, en wij willen zeker nog wat genieten van een zorgeloze tijd. Gelukkig zegt Jezus ook: ‘Wees niet bevreesd, kleine kudde, het heeft uw Vader behaagd aan u het Koninkrijk te schenken.’ Voor dat Koninkrijk vraagt God dus onze inzet. En wat is dat Koninkrijk anders dan liefde, vrede en vreugde? Is dat niet de schat waar we allen op hopen, de schat waar ons hart van vol is, of toch zou moeten zijn? Laten we ons dus inzetten om die schat goed te verzorgen. We hebben er in de vakantie immers tijd genoeg voor. Amen.

Download dit document

Intekenen voor de wekelijkse overwegingen

captcha