Jaar 2021-2022 Cyclus C
  • Eerste lezingExodus 32, 7-11.13-14
  • EvangelieLucas 15, 1-32

Zusters en broeders,

Zoals zo dikwijls vertelt Jezus in het evangelie parabels die direct bij de werkelijkheid aansluiten, en die werkelijkheid is dat iets fout kan lopen. Zoals dat schaap dat verloren loopt, dat zilverstuk dat verloren geraakt en die zoon die de verkeerde weg opgaat. Opvallend is dat het zilverstuk er zelf niets kan aan doen dat het verloren is. Het is de vrouw die slordig is geweest. Dat is anders bij het schaap en de zoon: die zijn wel verantwoordelijk voor hun fout. Niemand heeft hen immers verplicht het verkeerde pad op te gaan.

Het verloren zilverstuk maakt dus duidelijk dat het niet altijd de fout is van de zogenaamde zondaar dat hij of zij foute dingen doet. Vaak zijn het de omstandigheden die iemand de verkeerde weg doen opgaan. Omstandigheden waar de zogenaamde zondaar niet voor gekozen heeft, zoals bijvoorbeeld foute dwang die kan uitgaan van gezinnen, relaties, vriendengroepen,  werk of vereniging.

We moeten dus niet altijd klaar staan met ons oordeel. Dat is wat Jezus met deze parabels voorhoudt aan de farizeeën en de schriftgeleerden. Die nemen het Hem zeer kwalijk dat Hij tollenaars en zondaars niet afwijst en niet veroordeelt, want dat moet je toch doen met zulke mensen? Nee, zegt Jezus, dat moet je niet doen, dat doet mijn Vader in de hemel ook niet, integendeel, Hij kent alleen maar vreugde als Hij iemand kan helpen die in de fout is gegaan. Dat komt op ontroerende wijze tot uiting in de parabel van de verloren zoon, die trouwens veel beter de parabel van de liefdevolle en barmhartige vader zou genoemd worden. Hij ziet zijn zoon in de verte aankomen, snelt naar hem toe, en nog voor die zoon iets heeft kunnen zeggen, omhelst en kust hij hem hartstochtelijk. En zo beklemtoont Jezus dat zijn Vader in de hemel geen God is van wetten en voorschriften die foutloos moeten ingevolgd worden, en zeker geen God van straf en wraak, maar een God van barmhartigheid, liefde, vrede en vreugde.

Ook daarmee hebben de farizeeën en de schriftgeleerden het moeilijk. Zij zijn als de oudste zoon in de parabel: die is helemaal niet blij dat zijn losbandige broer zo feestelijk verwelkomd wordt, integendeel, hij is zelfs zo kwaad dat hij weigert naar binnen te gaan. Wellicht moeten we toegeven dat ook wij lijken op die kwade zoon, en zelfs op de farizeeën en de schriftgeleerden. Immers, ook wij staan heel snel klaar met ons oordeel, en ook wij zijn bijlange niet altijd vergevensgezind, want ‘vergeten en vergeven’ zijn voor ons vaak niets meer dan mooie woorden.

Dat is precies waarvan Jezus ons wil genezen: dat we wel mooie woorden kennen, naar dat het daarbij blijft, omdat we vaak niet zomaar willen vergeven. Dat doet  onze Vader in de hemel wél, en zijn vergeving stopt nooit. Alle mensen zijn immers zijn schepping, en in elk van die mensen  heeft Hij een stukje van zichzelf opgenomen. En Hij kan zijn eigen schepping toch niet veroordelen, want dan veroordeelt Hij zichzelf.

Zusters en broeders, ook wij zijn een stukje van Gods schepping, ook ons zal God dus niet zomaar veroordelen, en dat is maar goed ook. Want wij staan wel vaak klaar met ons oordeel, maar toegeven dat we zelf ook geen engeltje zijn is iets waar we veel minder goed in zijn. We zouden ons in dat verband beter eens aan Paulus spiegelen. Die geeft in de tweede lezing eerlijk toe dat hij vroeger helemaal geen brave christen was, integendeel, hij was een godslasteraar, een christenvervolger, een geweldenaar, en hij is alleen een volgeling van Jezus geworden omdat God barmhartig was voor hem. Ook voor ons is God barmhartig.  Het zou dus goed zijn als wij dat zelf ook zouden zijn voor onze medemensen, in plaats van altijd te oordelen en te veroordelen. Want alleen als we barmhartig zijn kunnen we meewerken aan Gods Koninkrijk van liefde, vrede en vreugde. Een Rijk waar het heerlijk is om in te wonen. Amen.

Download dit document

Intekenen voor de wekelijkse overwegingen

captcha