Jaar 2021-2022 Cyclus C
  • Eerste lezingJezus Sirach 35, 15b-17.20-22a
  • EvangelieLucas 18, 9-14

Zusters en broeders,

Zoals zo dikwijls vertelt Jezus een parabel waarbij we ons de vraag moeten stellen in welke persoon wij onszelf herkennen. Vandaag moeten we ons dus afvragen of een we farizeeër of een tollenaar zijn.

Farizeeërs waren diepgelovige mensen die heel strikt volgens de wet van Mozes leefden, en daarom voelden ze zich vaak beter dan de anderen. Dat is bijzonder goed te zien in de farizeeër die vandaag de hoofdrol speelt. Hij vindt zichzelf ongelofelijk goed, zelfs volmaakt. Zo volmaakt dat hij eigenlijk zichzelf aanbidt, en dat hij God op zijn minst oproept om voor hem te applaudisseren. Zijn zelfverheerlijking klinkt zelfs zo grotesk dat hij eigenlijk een zielenpoot is met wie we medelijden moeten hebben.

De tollenaar is helemaal anders. Verwonderlijk is dat niet, want hij kan niet veel opsommen waarop hij fier mag zijn. Hij is immers een collaborateur van de Romeinse bezetter. Zijn taak is belastingen innen. Hij mag daarbij innen zoveel hij wil, en zichzelf uitbetalen met het teveel dat hij int. Het spreekt vanzelf dat dit in veel gevallen tot afpersing leidt. De tollenaar die vandaag de hoofdrol speelt, is zich daarvan bewust. Hij durft in de tempel zelfs niet naar voor gaan en zijn ogen opheffen. Wat hij wel doet is zichzelf als een zondaar op de borst kloppen en bidden: ‘God, wees mij, zondaar, genadig.’

En nu is de vraag: zijn wij een farizeeër of zijn wij een tollenaar? Hebben wij, zoals die farizeeër, alleen maar aandacht voor onze goede kanten? En zijn wij ook zo sterk in zelfverheerlijking ? Of zijn we zoals die tollenaar? Nee, we persen andere mensen niet af, en frauderen doen we ook niet. Maar zijn we er ons van bewust dat we naast goede ook minder goede kanten hebben? Kunnen we toegeven dat we gebreken hebben, of kunnen we alleen onze kwaliteiten opsommen?

Het zijn vragen die we ons als gelovigen zeker moeten stellen, want voor God ‘is er geen aanziens des persoons’, hoorden we in de eerste lezing. God heeft dus geen aandacht voor prestige, en zeker niet voor zelfbewieroking, maar Hij luistert wel naar de smeekbeden van armen en verdrukten, weduwen en wezen en alle mensen in nood.

Die aandacht vraagt Hij ook van ons. Vandaag is het Missiezondag, en dit jaar gaat de aandacht naar de Centraal-Afrikaanse Republiek. Een extreem arm land, dat gebukt gaat onder corruptie en immer aanhoudende gewelddadige conflicten. Niet verwonderlijk dat het land hoort bij de top drie van de armste landen ter wereld, en dat het alleen kan rekenen op gelovige nabijheid en hoop op echt en eerlijk leven, op vrede, op geluk.

Zusters en broeders, het zou goed zijn als we daaraan zouden meewerken. ‘Gij zult mijn getuigen zijn’, zei Jezus vóór zijn hemelvaart tegen zijn leerlingen, en dat zegt Hij ook tegen ons. Getuigen van Gods liefde, en net als Jezus ogen, oren en handen hebben voor anderen. Vandaag kunnen we getuigen zijn  door onze financiële steun aan de missie van de Centraal-Afrikaanse Republiek. Ik weet het, door nazi-Poetin en nazi-Rusland kijken velen ons ons met angst naar hun financiële situatie, maar laten we toch proberen niet te vergeten dat  de meeste inwoners van de Centraal-Afrikaanse Republiek er veel erger aan toe zijn  dan wij. Laten we de collecte van Missiezondag dus echt ondersteunen, zodat met onze hulp Gods Rijk van liefde, vrede en vreugde ook in dat doodarme Afrikaanse land kan worden uitgebouwd. Amen.

Download dit document

Intekenen voor de wekelijkse overwegingen

captcha